Zeeland in handen van Boudewijn V , van Bijssel, (reeds in 1006 had Keizer
Hendrik I I Boudewijn met den baard met Valenciennes en Walcheren begiftigd)
leenman in Vlaanderen.
Friesland door Egbert I van Saksen in leen bezeten (I) ; het kwam daarna
weder aan het Sticht en voorts weder aan Holland (2).
In Gelderland vinden wij zekeren Megingos als leenman; volgens de Kronij-
ken. Deze Megingos stichtte, gelijk men wil, het klooster Willich.
Braband heette toen nog Neder-Lotkaringen. Erankrijk had na 924 afstand van
dat land aan Duitschland gedaan. — Onder de voornaamste Hertogen had men ge-
teld Koenraad van Frankenland, Bruno van Keulen, Godfried van Ardennes, enz.
Omtrent de Bisschoppen in dezen tijd merken wij slechts aan dat de, ook
meer magtige, Bisschoppen van Luik in godsvrucht en künde boven de Utrechtsehe
uitmunteden, gelijk ze in het algemeen in die eeuwen onder de beste en
meest verlichte Kerkvoogden gerekend werden.
Eloris I was gehuwd met Geertruid, dochter van Hertog Herman van Saksen
; hij had bij haar vier kinderen, te weten : Dirk V , die zijnen vader opvolgde,
Eloris, Machteld en Bertha, later gehuwd met Eifips I , Koning van Erankrijk.
De in 1058 door Graaf Eloris I gevangen genomene Wichard van Gelre (waarschijnlijk
de opperbevelhebber) en de Graaf van Leuven werden ieder voor een
losgeld van 2000 marken zilvers ontslagen. Men woog toen elkander, bij groote
betalingen, naar het schijnt, het geld nog toe.
Het eiland Walcheren werd door Bobert, zoon van Boudewijn, Graaf van Vlaanderen,
bemagtigd, alvorens de Hollanders in staat waren om tegenweer te hieden.
Nademaal men in Duitschland zieh, naar het schijnt, eenigzins ongerust
maakte wegens de steeds aanwassende magt der Hollanders, werden e r, terwijl
Keizer Hendrik IV nog slechts zes jaren oud was (3 ) , door zijne moeder, als
(1) Zie daarover onze Munten van Friesland, Groningen en Drenthe (Haarlem 1855),
bl. 55. ' . .
(2) Zie onze Munten van Friesland, enz., bl. 6 1 , enz. Moris I was met Egbert m
strijd; zie de Vrije Fries, D. i l l , bl. 38.
(3) Zie over dezen Keizer, onder anderen, onze Mrnten van Friesland, enz. boven aan-
gehaald, bl. 31 en verdere.
voogdes, gedurende twee jaren geweldige oorlogstoebereidselen tegen Holland ge-
maakt. Men verzamelde de oorlogsmagt van alle naburige Bisschoppen en Vorsten.
De schrik, hierdoor in Holland verspreid, werd door buitengewone verschijn-
selen in de natuur nog vergroot; men meende twee zonnen aan den hemel te
zien; bij helderen dag de sterren te" zien schijnen, en er had eene aardbe-
ving plaats.
De Graaf riep de hulp der Friezen in , die deze gereedelijk verleenden. De
verzamelplaats der krijgslieden was te Dordrecht, de hoofdplaats van het
Graafschap.
Sommige aanzienlijken meenden dat men eenen veldslag moest wagen, anderen
dat men den oorlog slepende moest houden.
Een oud Edelman sloeg voor om in de wegen en velden, längs welke de
vijand Dordrecht naderen moest, eene menigte putten en kuilen te graven en
die met ruigte te overdekken. Zulks werd goedgekeurd en in het werk gesteld.
De vijand, het geheele tegenwoordige Zuid-Holland afgeloopen hebbende, na-
äerde de stad , en stortte met man en paard in de uitgedolven gaten, waardoor
hij niet aileen in wanorde geraakte, maar ook niet kon vlugten. Hij werd ge-
heel geslagen.
In 1061 trokken de omliggende Bisschoppen, thans vergezeld van den Heer
van Kuik (1) en den Graaf van Leuven (2), tegen Holland op.
Eloris trok hun in ’t open veld te gemoet en versloeg ze; doch als hij en de
zijnen daarna vermoeid zorgeloos rusteden, werd hij door de terugkeerende vij-
anden bij Hemert onder een wilgenboom slapende overvallen en op den 18 Junij
1061 omgebragt. Hij is te Egmond begraven geworden.
Er schijnen geene gedenkteekenen hoegenaamd meer . van dezen Graaf te be-
staan. De nog voorhandene muntjes met het opsehrift Florens behooren, gelijk
wij later zien zullen, ongetwijfeld tot zijne opvolgers van dien naam.
(1) De Heeren van Kuik worden wel eens ten onregte Graven genoemd.
(2) Sommige Kronijken zeggen verkeerdelijk den MarTcgraaf van Brandenburg, want
deze titel was in die dagen nog niet bekend en het land daarenboven te ver afgelegen.' —
De eerste Markgraaf van Brandenburg was Albrecht I , bijgenaamd de Beer, die van 1144
■ tot 1170 regeerde.