aangegaan (zie, onder anderen, v. m i e r i s , IV, 917), leest men, dat zij te
samen het land zullen doortrekken om zieh te doen huldigen, h i j als e u w a a r d
e n o i e , z i j als g r a v in . Wat zij ook afstaat, van het regt der Munt is hier
hoegenaamd geen sprake.
Maar in het n a d e r tractaat of den naderen zoen te Valen?yn, op den 24
Januarij 1429 gesloten (v. m i e r i s , - IV, 942), wordt op het vorige verdrag
teruggekomen; bl. 943 ( le kol. van boven) gunt zij hem alles, zoowel van de
Domeinen als van der Munte. En op bl. 444, 2« kol., komt nu de belangrijke
zinsnede voor: // Item in de penningen, die men munten aal in Henegouwen
wen in Holland, sullen ons Hartoghe ende Ilartoghinne voorn‘ wapenen ende
unamen beide op staen, op te bester vorme als men dat ordineren zal.//
In het tractaat van ’s Hage van 12 April (ipso die Pasohatis) 1433 Staat
Jacoba hem de Graafachappen zelve en den titel af, en behoudt alleen den titel
van Jacoba, Hertogin in Beijeren, van Holland, g r a v in n e v a n o o s t e r v a n t ..
Uit dit een en ander nu meenen wij ten opzigte der munten de volgende
slotsom te mögen opmaken:
De munten met Herea zijn geslagen tusschen 1425 en 1428; die met Phil.
Dux Burg. -7ac. Com. Holland, na 24 Januarij 1429 en voor 12 April 1433.
Na, dezen laatsten datum kwam zulks niet meer te pas. Eilips toch zoude niet
zoo beleefd geweest zijn, om, terwijl hij nu eenmaal zelf het radicaal van Graaf
had, Jacoba op de munten nog hären vorigen titel te geven.
Doch laat ons, alvorens de munten zelve thans stuksgewijze te beschrijven,
de Muntordonnantien op naam van Eilips uitgevaardigd, voor dat hij den titel
van Graaf van Holland en Zeeland ging voeren, mededeelen.
En dan komt in de eerste plaats in aanmerking de aanstelling zijner Munt-
meesters, luidende als volgt:
Philips &c; doen cont allen lnyden, dat wy verlanget hebben, ende verlangen mit desen
brieve Jan Nemery ende Goidscalc Oem, onse Mnntmeesters van Hollandt, den tijt die wij
hem aen onser mnnten gegeven hebben, ende uytgaen tot Bamisse toe naestcomende, nae
inhout alsulcker brieve als sy van ons dair äf hebben een jair lanck dair nae duerende,
ende dair en teynden tot onsen wederseggen. In oirconde &o. Gegeven tot Rotterdam
16 dagen in Nov. anno 25.
Wij ontleenen dit stuk, gelijk alle de volgende, uit de Commissionea B. R.
Baurgonge, Cas N. 1425—1427, op het Rijks-Archief. Of Eilips de Bourgon-
dier een enkel woord verstönd van de Nederduitsehe stukken, die hij liet uit-
vaardigen, is bij ons twijfelachtig.
In tijdsorde volgt de aanstelling van den Waardijn der Dordrechtsche Munt:
Philips &c. Doen cont allen luyden, want onse lieve ende geminde Oom, llertoge Johan
van Beijeren, saligher gedaghten, in voirleden tijden gegeven ende bevolen heeft Janne
Vasout die Wairdeynscap van der Munte binnen onser stadt van Dordrecht te bedrijven
ende te bewaren eenen seeckeren tijt van jaren, die die selve onse lieve Oom den voir-
noemden Jan mit eenen anderen brieve noch verlanget ende uytgeset heeft 5 jair lanck, die
uytgaen sal op Sinte Pieters dach ad vincnla in *t jair duysent vier hondert acht ende
twintigh, soe hebben wy 'den selven Jan Vasout om sonderlinghe gunste die wy tot hem
dragen, die voirss. brieve ende verlangenisse geconfirmeert ende hem voirt bevolen, ende
bevelen mit desen tegenwoirdigen brieve die wairdeynscap van onser munte voirss. te hebben,
te bedrijven ende te bewaren tot. onser eeren ende oirbair als een goet getronwe Wair-
deyn schuldigh is te doen, ende dair aff te hebben ende te gebruyeken sulken cost,' clee-
deren, wedden ende profijte als dair toe staen, gelijek hy selve en andere Wairdeyns voir
hem van goeder gewoenten dair af gehadt hebben, geduerende na den Sinte Pieters dagh
in *t jair 28 voirnt s noch 5 jaer achtereenvolgende, ontbieden dairom, enz. enz.
Weder verder gelijk vroeger.
Gegeven in onse voirnoemde Stadt van Dordrecht den 15 dagh in Nov. anno 25.
Op den zelfden dag werd- Jan Walois van Atrecht of Arras in zijne betrek-
king van Waardijn der Dordrechtsche Munt bij voortduring aangesteld, blij-
kens het volgende stuk:
Philips &c. Doen cont allen luden, want, onse lieve ende geminde Oom Hertoge Johan
van Beijeren, saliger gedaghten, in voirleden tijden gegeven ende bevolen heeft Jan "Walois
van Atrecht die Wairdeynschap van der munte binnen onser Stadt van Dordrecht te bedrijven
ende te bewaren eenen seeckeren tijt van jaren, die die selve onse lieve Oem den
voirnoemden Jan mit eenen anderen brieve noch verlanget ende uytgeset heeft 5 jair lanck,
die uytgaen sullen op Sinte Pieters dagh ad vincula in ’t jair 1428, soe hebben wy den
selven Jan "Walois om Sonderlinge gunste die wy tot hem dragen, die voirscr. brieve ende
yerlangenisse geconfirmeert, ende hem voire bevolen ende bevelen mit desen tegenwoordigen
47