encore croire que ce fut par un mesme sentiment de respect, que les deux autres fils de la
Keine Blanche, Charles, Comte de Provence,: et Alphonse, Comte de Poitou, firent anssi
mettre sur leurs Monnoyes les tours de Castille, comme on le verra dans la suite (1).»
«Ceux qui sont pour l’autre opinion disent, que si ces tours avoient été mises sur les
monnoyes en considération de la mère de S. Louis, qu’après la mort de ce Eoy on aurait
discontinué de mettre cette marque sur les monnoyes d’argent 'et de billon; mais qu’au
contraire cette cofitume ayant duré jusques sous le regne de Charles V ; il y a beaucoup plus
d’apparence que ces tours avoient été mises sur les monnoyes, à cause qu’elles avoient été
fabriquées dans la ville de Tours. Que si les frères de S. Louis les avoient aussi fait
graver sur leurs monnoyes., ç’avoit été pour contrefaire celles du Eoy, ce qui arnvoit
souvent à ceux qui avoient droit de battre monnoye dans le Eoyaume. S. Louis, dans une
lettre qu’il écrit au Comte de Tholose, se plaint de ce qu’il a contrefait ses. monnoyes : et
l’on verra dans la suite qu’il décria les Tholosains et les Provenceaux, parcequ’ils étoient
contrefaits à sa monnoye.»
«Quelques-uns croyent que S. Louis, à l’exemple de Louis le Débonnaire et de-quelques
autres Eois de la seconde Eace, fit mettre sur ses monnoyes d’argent et de billon un
Temple ou une Eglise. Ceux qui prendront la peine de consulter les monnoyes des uns
et des autres, trouveront peut-être que cette opinion a du vraisemblable.. Quoy qu’il eu
soit, la marque des monnoyes de-S. Louis n’est pas Uniforme sur toutes le? monnoyes de
ses Successeurs, ce qu’il est aisé-de voir: celles du Eoy Jean méritent particulièrement
d’estre examinées» (2).
Wij hebben in onze vxoegere Deelen reeds vele stukken dezer muntsoort afge-
beeld, als in onze Munten der Graven en Hertogen van Gelderland een Tournoois van
Itoermond, onder Graaf Reinoud I I geslagen; zie aldaar Pl. I I I , N° 22; een
Tournoois van Willem I , Heer van den Berg (1 3 5 4 -1 3 8 7 ), in onze Munten
der Meeren en Steden van Gelderland, Pl. XVI, N” l , en een dito van Heer
Frederik (?) aldaar, Pl. X X III, N° 1. (Men kondigde ons dezer dagen ook de
ontdekking van verschillende Toumooisen van Borculo aan.) Verder drie onderling
eenigzins verschillende van Groningen in onze Munten van Friesland, Groningen
m De verdienstelijke fis blanc doelt hier op zijn voorgenomen werk: Monnoyes des Barons Sre. de ta France,
tot echter nimmer het lieht heefl gegen, maar wp verwijzen onze desbegeerjge lezers naar het over ze
onierwerp handelenda werk van TOnrfaH. nunx, dat kort'v&Sr het nithreken der geweldige eerste Eransche om-
wenteling op de Koninklpke ämkkerp te Parps het lieht zag, of wel naar de Béseriptim des Monnaies seigneunaies.
Françaises van p o e y d’avant, Fontenay-Vendée, 1853, 4°.
(2) Men zie ze bp LE BLANC op de Plaat tegenover hl. 216 van den Amstetdamschen drok.
en Drenthe (Haarlem 1855), Pl. V III, N° 5 en 6 ,- en Pl. XX, N“ 1; ein-
delijk nog twee van het zoo afgelegene Fivelgo, Pl. X VIII, N° 1 , en XXII,
N° 9 , en een van Reinoud I I , Heer van Koevorden, aldaar, Pl. X X , N° 7.
Keeren wij thans tôt onze Hôllandsçhe Tournooisen terug, na onze lezers
opmerkzaam gemaakt te hebben op deze bijkans slaafsche nabootsing van het Fran-
sche geld (waarschijnlijk door handelsbelangen veroorzaakt), eerst door de Vla-
mingen en Brabanders, daarna door de Hollanders en Gelderschen.
Onze munt N° 2 , een Toursche groot, heeft dan op de vz. binnen een
rand van lelieschildjes, eene geheel slaafsche navolging der Fransche muntsoort,
het kasteeltje of kerkje met het omschrift :
►X« WVROHVS GIVIS.
Over dezen naam of liever dit opschrift, gelijk mede over den naamsoor-
sprong der munt, willen wij weder l e b l a n c hooren. Aldus’zegt hij op page
170 van zijn boven aangehaald werk:
« Tout le monde convient que S. Louis fit faire les qbos toubnois d’argent. I l n’est
rien de si célèbre que cette monnoye dans les titres et dans les Auteurs anciens. Tantost
elle est nommée Argenteus Turonensis, souvent Grossus Turonensis, et quelquefois Denarius
Grossus. Le nom de Gros fut donné à cette' espèce, parceque c’étoit la plus grosse monnoye
d argent qu il y eût alors en France: et on l’appella Tournois-, à cause qu’elle étoit
fabriquée à Tours, comme le marque la legende Turonus ci/ois, pour Turonus civitas (1).»
«Cette monnoye qui, comme je viens de le dire, étoit l’espèce d’argent la plus grosse
qui eut cours en France, pesoit 8 deniers 7 grains ^/gg trèbuchans; il y en avoit par con-
(1) Onze ALKEitADE schijnt geene kennis aan deze plaate van L e b l a n c gedragen te hehben (missehien verstond
de man géen Pransch, dat in zijn tpd lang niet algemeen in Nederland was), anders zoude''îlij Turonus Oivis niet
door Tours Burger vertaald hehben j zie zijne hladz. 57.
De Heer smrs te. Dordrecht schreef ons: «Het komt mij voor, dat de henaming Tours burger, gelijk v a n
a L k em a b e Turonus oivis vertaalt, niet anders doelt, als op het gewigt of de gehalte van die soort van mnnten,
zoo als die te Tours geslagen en van daar Tonmooiscdxe ponden genaamd werden, eene muntspecie, welke eene
gelpkinatigheid in de waarde der geldmunten sebeen_ te hevorderen en, naar het blijkt, zeer door Eloris V werd
voorgestaan. Van daar, dat wij eenen brief van hem hebben, waarin hij -bepaalt : ' dat aile payementen zal soezen
iouruoyse, eene groie voor zestien penningen. — Van dit gevoelen schijnt .ook oudaan geweest te zijn; zie zijne
BoomsçSe Mogentheit, ‘hl. 29, alwasr hij zegt te gelooven, dat Turonus Oivis alleen de waarde der Munt aan-
duidt, slaande op de henaming van Bonden tournogs. Het tonmoys, of, hij verkorting, trooysoh (?. wp meenen,
dat Trooysoh van Troyes komt, en kennen gern Tonmoys gewigt) gewigt ü voor het wegen der gddspeciën van dé
pnde munt ook nog in gehrnik. Eloris V was de eerste onzér Gravén, die deze Toursche montslag volgde.«