In deze gouw nu had men; behalve eenige plaatsen, wier juiste ligging
thans niet meer bekend is, Haemunde, vroeger, volgens j. à lè id is , Hollem
geheeten, waar de H. Adelbert (herwaarts met Willebrord uit Engeland over-
gekomen) omstreeks 690 eerst eene kleine kapel zoude gesticht hebben , na de
inwoners tot het Christendom te hebben bekeerd. — Wij hebben boven onder
Dirk I en I I het een en ander medegedeeld . omirent deze Abdij, welker oudste
kloosterlingen veelal Engelsche namen droegen. V. d. bergh meent, dat Haec-
munde vroonland, ’sheerenland of domein beteekent. De Abdij verkreeg in
1083 van Dirk V tolvrijheid in het geheele Graafschap (Kennemerland?), het
eerste voorbeeld van zoodanig door de Graven verleend voorregt; te voren ge-
schiedde dit door de Keizers; maar waarschijnlijk, zegt v. d. b e rg h , had de
Graaf den toi van dezen als beneficimi ontvangen.
De overige Kennemerlandsche dorpen, die zonder opgave der gouw vóór de
12e eeuw voorkomen, zijn bij alcuinus in het leven van Willebrord, Heilgelo,
Heilo bij Alkmaar, in het Utrechtsche Register jBacchem, Bakkum, Heslem of
Haralem, Haarlem met het Heslémaholte, Schota, Schoten bij Haarlem , Ostsa-
gem en Westsagem, Oost- en Westzaan (1), Velesan of Felism, Velzen, dat
reeds vroeger bij Ludgerus voorkomt ; Bonifacius had te Felisa drie jaren zijn
verblijf tot bekeering der Heidenen. Uit eenen brief van 1064 blijkt, dat hier
eene moederkerk was, door Karel Martel aan Willebrord en door dezen aan de
Abdij van Epternach geschonken ; in dien brief heet de plaats Velserburch,
waaruit v. d. b e rg h , dien wij hier weder op den voet volgen, opmaakt, dat
zij toen reeds een slot gehad heeft, Scoronlo, Schoorl, Bergwm, Bergen. In
1063 komen nog voor Ascamannasdelf, Assendelft, dat in 1083 Fscmundelf genoemd
wordt, Imazankerka (-2), Heemskerk, Aldenthorp, Ouddorp (bij Alkmaar),
Spernereswald, Sparenwoude; in 1083 nog bovendien Ekerslato, Akersloot,
Hemstede, Heemstede bij Haarlem, enz. De Kronijk van Egmond voegt er
onder anderen nog Beniggem, Reinegom, enz. bij.
Wij gaau over tot de gouw Westerlinga.
(1) Missehien moet men deze plaatsen lièver tot J Y a t e r l a n d brengen.
(2) In 1216 bij v a n m i e r i s in eenen blaffert der Egmondsche Abdij H e m e c e k y r i l e e ; op
dat jaar komt ook voor H a r l e m e r w d l d e .
V a n d e n b e r g h vond de eerste melding van dit Graafschap (en a c k e r s t r a t
in g h heeft geene vroegere) in eenen brief van 1064, waar het Comitatus in
Westerlingae, dat Graaf Dirk bezeten had, aan de Utrechtsche kerk wordt geschonken,
en dat hierdoor het Graafschap West-Eriesland bedoeld wordt, wordt
zoowel door v. d . b e r g h als door s t r a t in g h aangenomen, daar de Groningsche
Abt Meneo in de 13® eeuw de Westlingi de verste Friezen naar het westen noemt.
In het bijzondër schijnt het land, na de verbazende ommekeer, die de natuur
in de gouwen Texla en Wvrcin gemaakt had (waarover later), en toen deze met
den pagus Westerlinge schijnen tot een gerekend te zijn, — ter onderscheiding
van de andere landschappen of gouwen, Kinhem , Finland, enz. — den naam van
Westlinge en Westlinglant gedragen te hebben. Onder den eersten naam toch
zal het voornamelijk bedoeld zijn in het Keizerlijk Charter van 1064, waarbij
het Graafschap Westerlinge (en Rinland mede waarschijnlijk) den Graaf van
Holland ontnomen en aan den Bisschop van Utrecht gegeven wordt. Er zijn
er, die hier Westlinge lezen (1). Als de grenzen van dit landschap (de eilanden
daaronder gerekend) kan men, met v. d . b e r g h , in dien tijd dan aannemen
ten noorden het Flie, ten zuiden Kinhem en missehien Waterland (het land vol
meren en poelen, dat echter niet voor in de 13e eeuw (1275) vermeld wordt);
ten oosten de Zuiderzee en ten westen de Oceaan. De hoofdplaats was Mede-
melacha of Medemelake. (Medemblik), eene zeer oude plaats, die reeds in de
10e eeuw eene Munt had, althans komt zij reeds in die eeuw voor. In den blaffert
der Utrechtsche kerk wordt aangeteekend, dat haar behoorde de Koninklijke
tiend (2) te Medemelake of Medemolaca; maar in 1118 schonk de Utrechtsche
Bisschop Godebald de kerk te Medemblec (Medenblec staat op eene munt van
Floris V , die wij later beschrijven zullen) in West-Friesland, die tot de Bis-
schoppelijke kamer behoorde, aan de breeders (Kanunniken?) van St. Maarten.
V a n d e n b e r g h merkt dus te regt aan, dat het schijnt, dat in het laatst der
10e eeuw niet Dirk, maar Ansfried Graaf in Westerlinge is geweest, en de
eerste slechts goederen daarin bezeten heeft ; verder dat het bestaan van eenen
(1) S t r a t i n g h t. a. p . bl. 67.
(2) Regalie decima.