I* deren broofch • waar door zy van alle Toc-
Afdeel. y a l,en v e r iost werdt (t)< Dit is te Suinfort,
Hoofd in Duitfchland , omtrent den jaare 17 30, ge-
stu k . beurd. Nog aanmerkelyker vind ik de Hifto«
fieagjïeen.jiQ van een Timmerman, te Hallifax; een zeer
groot en welvaarend Vlek in ’t Noorden van
Engeland ; die met veel moeite twee Steenen
met den Afgang kwyt raakte, den laatden zo
groot, dat dezelve door zyn Knegtmeteen Yze-
ren Haakje uit bet Fondament moest getrok-
ken worden. Dit gebeurde in 1684, en omtrent
zeven Jaaren te vooren was hem het
zelfde bejegend ( « ) . Om nog nader te'
bevestigen, dat 'er weezèntlyk Steenen in eens
Menfchen Maag kunnen groeijen , dient de
Ontleding van het Lyk van een Dame , in
Schotland na geduurig braaken en Graveelpy*
nen geltorven , welke, behalve verfcheide Steenen
in de Nieren en Pisblaas , ’ er één hadt,
door welken de Uitgang van de Maag in ’ t
Gedarmte t’eeoemaal toegeflooten werdt ( v ) .
Meer Voorbeelden, zelfs van verfcheldene, toe
dertig toe , groot en klein , die aan de Maag
waren vast gegroeid , vindt men elders aangetekend
(w). Men heeft ’er zien haaien uit de
Maag van Menfchen , die aan onlydelyke
Maagpyn geltorven waren , ter grootte van
een
( t ) A d . Pbyi . M t i. Vol. 111. p . *73.
(«) Phil. Trans, abridg. by LoWTHOBP. Vol. 111. p. i<to,
(v) Zie Phil. Trans. N. *5o. p. sj en de Afbeelding ah
daar: ook als boven p. i j s * F>£» 41*
een Hoender-Ey. Ook zyn ’er, van grootte
als een Noot, door Braaken uitgeworpen, vol-
komen Gypsachtig, hard en wit. Negen wer- Hoofd-
den ’e r , in Vraokryk, in het L y f van eeneSTüK*
Weduw , die aan geweldig Maag-Kolyk was Maagjktn,
overleeden, uit dat Ingewand gehaald (x). On-
verbeeldelyk was de menigte van Steenen, die
door een jong Vrouwsperfoon, te Bern in
Switzerland , zo door dc Keel als uit de Blaas
en door den Afgang uitgeworpen werden, allen
van eene Tarterachtige natuur (y ).
In Viervoetige Dieren , inzonderheid Her* uezoa*-
kaauwende, komen de Maagtteenen menigvul-Stcen*
diger voor , zelfs ook in Paarden , gelyk ik
reeds gemeld heb. Het Rundvee is ’er fom-
wylen mede geplaagd en vooral die Dieren ,
welken tot het Geflagt der Herten behooren,
o f als een middelflag tusfehen de Herten en
Bokken zyn. In deeze voert de Maaglteen den
naam van Bezoar, afkomftig, zomen wil,van
Chaldeeufch woord Beluzaar, dat Tegengift
betekent; wegens de eigenfehap daar aan toe-
gefchreeveo (%). De Arabieren noemenze Be-
zuaharth , *c welk meer overeenkomst heeft;
de Perfiaanen Behahar of Pafan, naar de Dieren,
waar in menze vindt; de Portugeezen Pedra
(w) Ad, Phys* Med. Vol. IV p. 368*
fx) Schenk. Obferv. Med. Libr III. 97,
(y) Phil. Tranfad. abridg;. ut fupra , p, 167 8cC.
Cz) D'ARGENV. Qrydologie. p. 374.
K 3
’«1;
y