*65 S t a l a c t i e t e n
Afdeel r 7 * uitV0erigÉr ben $ geweest in de ba*
XIX ' Ichrrm g der Karlsbad - Wateren , om dat die
Hoofd- zo bekende Overkorftingen uitleveren. Men
Tycrfchii vinJtze » aïs gemeld is , ook op veele andere
derover- plaatfcn en de Korst is van verfchillende na*
1 gcn* tuur. Zuiver Kalkaar tig komen zy meest voor
in de heete; doch men vinjtze Alergelachtig in
de meefte koude zogenaamde Verlteenende
Wateren ; Gipsaartig in de Zoutwerken; als
ook van eene Selenitifche hoedanigheid. Van
Kwarts, Chalcedoon, Cacholong, Boondoen,
Keuken-Zout en Zwavelkies, Kalmynileen en
Glaskop , vallen Overkorftingen in dommige
deelen van Hongarie en Boheme. Men vindt*
ze aldaar ook van Zilver-, Glas-, en Rood Gulden
E r t s , en zelfs van Koperblaauw by Zel-
lerfeld aan de Haart».
Gebruik in de middelde deelen van Iralie worden de
jes,MBceï'heete Badwaters van St. Filippo, by Quirico ,
d«n,cnz. op eene zonderlinge manier, door zekeren Kon-
ftenaar , gebezigd. Hy gebruikt dezelven toe
verhevene Afdrukzels van Medailjes, Munt-of
Gedenkpenningen ; tot verheven Beeldwerk ,
witter en fierlyker dan Marmer; ja tot Borst-
ilukken en BtelJen in Levens grootte. Hy
laat, naamelyk, het heete Verfte'nende Wa»
ter deezer Baden, hoog van boven , in een
groot Vat, op een van Hout gemaakt Kruis
nedervallen ; waar van het met geweld, en in
fyne Druppen verdeeld , tegen de Wanden
ipringt, de Penningen ^en het gene verder daar
aan
aan opgehangen i s , overtrekkende met eene I.
gladde glanzige Korst. Deeze Tuffteen is uitA^ ^ L’
de natuur wit , doch wordt rood, wanneerg00FD«.
men het Water door Verwhout laat loopen.«TUK.
Zelfs Afdrukzels van Plaaten weet hy daar
door over te brengen in zulken Tuffteen.
Een zonderlinge Staladlïet van deezen aart, Verfteemi®
van by Moulins in Vrankryk afkomftig, ver- van Moltoon
ik hier, uitmyne Verzameling, in Fig. 3.
De verbeelding zou 'er ligt Verjleencle Rup* 3»
fen van naaaken ; alzo de Lighaamen, daar op
voorkomende, veel gelyken naar Rupfen o f
naar de Kwatwormen van Torren; doch op de
breuk ziet men, dat zy altemaal een rond Gat
in ’t midden hebben , ’t welk met een kring
van kleine Gaatjes omringd is en daar om heen
met digte Steenige Korstjes. Die Gaatjes fchy-
nen tot bevatting gediend te hebben van zekere
oogfchynelyke Zaadjes of mooglyk Kinkhoo-
rentjes, waar mede de Moer , daar zy in zitten
, op de wyze der zogenaamde Zaadftee-
nen (z ) , vervuld is. Zal ik z e , nu, voor
Ver (leende Zee wormen houden, naar de Trilo-
bieten zweemende , o f voor Overkorftingen
van Vrugten ? In het laatfte geval kan ik niet
raaden , tot welke Vrugten zy t’buis te brengen
zyn. De Rokswyzeomkorfting,niettemin,
doet my daar toe beftuiten, en moogh'k.zouden
(z) z ie ’t voorg. Sth x , bladz. 4
III. Deel. II. Stuk,