ü jÖ S t h a c t j e t è n
I 1
I . land Antiparos, door den beroemden T our .
XIX,
H oofdst
u k .
NE fo r t in ’t voorfte deezer Eeuw bezogt,
blykbaar is (m). Hier zag men aan \ Gewelf
een menigte geknobbelde of gefpitfte Klompen,
met regt nederwaards hangende Steenkegels
van verbaazende Jangte, fommigen regt,
anderen als Festonnen omgedraaid. Op den
Grond verhieven zig drie of vier Pylaaren , als
Stammen van Boomen, verfcheide Voeten hoog
en een Voet dik. Ook waren ’er veele Piera-
mieden, opwaards zig uitbreidende, gelyk
Bloemkool: onder anderen één van vierentwin*
tig Voeten hoogte, met verfcheide kranfen van
dien aart. Aan alle kanten zag men als uitge-
ilrekte Gordynen en Tafellakens van Steen ,
maakende veele Kamertjes in den omtrek van
de Grot, Doch die Autheur leidt zulks eer
van eene groeijing , dan van eene Waterige
neerdruiping a f («).
De Kalkachtige Drupfteénen komen meest
voor in de Holen van Kalkbergen , hoewel
menze ook , by Joachims - Thall in Boheme ,
in Schiefer - Bergen , ter diepte van derdhalf-
honderd Vademen , aantreft. Op Kandia en
verfcheide andere Eilanden in de Middelland,
fche Z e e , vindt men, behalve die van Anti*
paros, dergelyke Grotten. Het Baumans-Hol,
in Neder-Saxen, is deswegen zeer vermaard»
De
(m) Hetze naar de Levant. I. D. blarlz. 77*
(n) Hoe kan men echter anders eene anngroeijing der
Steenen begrypen, in welken geene verlanging der Vaten
of
mm
De Adelsberger Grot munt uit door de af- I*
fchuwelykfle BeeJtenisfen, van Reuzen, Men-AFxil^*
fchen , Dieren en Gedrogten, daar in op de Hoofd»
gezegde wyze, naar ’c denkelyk is , gefor-STÜK*
meerd. Voorts komen in Duitfchland niet al-
leen, maar ook in Italië, Spanje, Vrankryk,
Switzerland en Groot Brittannie, Holen voor,
die meer of min Stalactieten uitleveren. Zelfs
aan de Kaap en in Oostindie , heeft men der*
gelyken (o). Verfcheide oude Bergwerken,
die een langen tyd verlaten zyn geweest, o f
derzelver Gangen , verfchaffen zodanige Ver-
fchynzelen.
Maar, behalve de Bergachtige Landen, val-AanStce*
len deeze zeldzaamheden der Natuur, alom “ en Ge'
in oude Gewelven en Waterleidingen van Kalk-* S U
fteen. Wy hebben dezelven nader, dan men
misfchien zou denken. De vlytige Natuuronderzoeker,
de Heer l e F r a n c q v a n B e r k -
h e y , door zyne Werken over de Natuurlyke
Hiftorie van ons Land , als anders , zo vermaard
, berigt ons (p) , dat de Drupfteenen al
vry menigvuldig in Holland voorkomen, hangende
als Yskegels aan oude Putten, Bruggen
en Gewelven. Uit een Put, aan den Leidfen
Burg, hadt zyn Ed. ’er gezien van byna twee
EIof
Vaste deelen, door den toevloed der vloeïjende Vögten ,
P aats kan hebben , gelyk in de Dieren en Planten ?
(o) Zie R umph Amb. Rar. bladz. 328.
lp ) Nas. Hiß, van Holland. II. D. II. SlUB , bladz, 97a.
R