ï.
Afdeel.
XX.
Hoofd*
STUK.
Qfteecsüa,
zigc, ten aanzien van zyn eerfte bepaaling,
door V o g e l te regc berispt wordt. Naderhand
heeft hy zyne bepaaling beter gemaakt|
noemende het een Kalkig Zandige Stalactiet ,
rondom een Plantaartigen Wortel jdmengegroeid*
Men zou zyn Ed; nogthars daar omtrent ook
mogen vraagen , o f ’er andere zyn dan Plant-
aartige Wortelen ?
De OjieocoVa i s , volgens deezen, een
■ witachtig , grys of geelachtig famengroeizel
als Steen , met eene oneffene Oppervlakte ,
doorboord v gelykende naar een Boomftam o f
gebroken Been, en , op fammige plaatfen ,
oirfpronglyk uit een fyne Zandige met eene
Kalkachtige Aarde gemengd , op anderen uit
eene Mergelachtige; waar door diep in de
Grond ovcrgebleevenc Boomwortelen eerst omkorst
worden, laatende, na dat zy vergaan zyn ,
hunne figuur en een opening in het Samen -
groeizel Over.
De Hoogleeraar V o g e l had t aan gemerkt,
da bepaaling van onzen Ridder goed war
e , mids men Kalkachtig in Mergelig veranderde.
Hier door onderfcheidt hy zelfs de an*
dere Steenige Overtrekzels van Wortelen van
het
(v) Vtrjletnde Zanken. JII, Deel , bladz. Z9.
(_w) Te Heer Walleuius hie.'dt de Ofteocolla voor Ver-
fleende Wortels van den Zwarten Popeiier., niet Kalkadr*
dg. zeggende dat, als zulk een Boom, op een Zandigen
tïiond groeijende, sfgehouwea werdr of verdorde, dan de
Wor*
het Beenlym. De geleerde W a l c b ,
thans, acht ook hetzelve zo wel van eene Kal- x x .
Idg Zandige als van een Mergcl.ge natuur «otHoosp.
te komen, en zondert daar van ^ ^ omko^i
Hingen , welke, uit Tufwater ontftaan ( * >
G r o No v iu s hadtze een Kley - T u f geheten,
en B r ü c k m a n n verhaalt, dat zy te
Berlyn in ’t Zand groeit. Anderen merkenze
aan, als eene Zandige omkor ftmg van Worte,
len. LiNNiEUS befchryftze dus.
Een lange Spilrondachtige famenhooping
van Kalk-Aarde, fpongieus, oneffen, wit-
’ achtig, opbruifchende , met een gladde ope-
’ ning Pvpachtig doorboord: gebooren uit
eene zeer fyne Kalkftoffe, met Zand gemengd ,
,j en diep begraven Wortelen, van Pyn- Eike-
Esfcheboomen (ar), omgroeid. Deeze W or-
* tels, door verloop van tyd en vogtigheid
*, verrottende , geeven gelegenheid tot de
3} groeijing van het Beenlym, terwyl hunne
- holligheden gevuld worden met eene Kalk-
„ achtige Aarde, welke in Water ontbonden
is aangebragt. Dit leert het Celachuge Ge-
,, weefsel van Hout, Bast en Vezelen, waar
” , mede de brokken,, .als menze uitgraaft, digt
omvat zyn. D. G leditsch. Ep. i? 47*
Wortel aanftonds begon in Steen' te veranderen'; doch de
Heer BERKHEï heeft naar zodanigen, in onze Zandgronden ,
te vergeefsch gezogt. Nat. Hijlork van Holland. 11. P. 11.
Stuk, bladz, 114Z.