^ k derftellen, dat het uit Kley voortgekomen zy ,
XXII. ^le we^erora flegts een bezinkzel is van Water.
Hoofd- De Zandkorrels zouden, o f door de fyne
s im . Aarddeelen z e lf, o f door een Aardfmout, of
door Zouten o f door de beweeging der Wateren,
tot een Steenachtig Gruis en fcheidbaare
Korrels gegroeid zyn <c).
Be oïr- De meergemelde Heer B e r k h e y , die dit
& T fchryf t>'ha(ic vry duidelyk aangetoond, dat de
tót Aatti- HoofdftofFelyke deelen van Zand en Kley de
ftui.,€5ge" zelfden z yn ; naamelyk ongemeen en byna on*
eindig fyne Aarddeeltjes; welken zyn Ed. zig
verbeeldt, dat in de Beddingen des Aardryks,
door eene meerdere famenftolling, en dooreene
hun natuurlyke vettigheid of andere Aard-O-
liën, en door tusfchen komende Zouten ( d ) t
verbonden zynde, eindelyk van die Beddingen
los geweld, door de fchuuring van ’t Zeewater
tot eene rondachtige gedaante worden fa-
mengefleepen, en dan, in ftiller Wateren vervoerd
, onder de Aarddeelen nederzinken (e).
*t Is niet te ontkennen, dat zulks zou kunnea
gefchieden ; doch voor de Vorming van zulke
groote menigten van Zand, als ’er op den Aardbodem
zyn, op zo hooge Gebergten en zo ver
van de Zee afgelegene plaatfen, en, daar het
Zo vroeg na de Scheppinge reeds in zulk een
veel-
(e) Zie Nat. Hiß. van Holland, als boven, bladz. 667«
(d) Door zouten fchynt zyn Ed, hier , naderhand, Kiy-
Galmaakcnde Vögten te veiftaan.
veelheid aanwezig was, fchynt die Stelling I.
niet zeer gunftig. Ook is het moeielyk tebe- xXII»*
grypen , wat de reden kan geweest zyn, dat Hoocjj.
uit een zelfde Stoffe , door de zelfde bykO'STUK»
mende middelen , op eene zelfde plaats, Zeïf-
ftandigheden zouden geboren worden, die e l- '
kander zo ongelyk zyn als Kley <13 Zand; ter-
wyl de eene valt onder de andere en tot behulp
derzelve ftrekt.
Wylen de geleerde Walch heeft een onzette* ne oir-
lyk Vertoog gefchreeven over den Oirjprong de*
des Zands C ƒ). Na dat zyn Ed. daar in, ten volgens
ukvoerigfte, het oude Gevoelen , der genenWALCH*
die ons gewoone Kwartzige rondkorrelige
Zand, van eene afbrokkeling der Kwarts - Rot-
fen en Klippen , door de beweeging der Zee-
baaren, afleiden , als onmooglyk, beflreeden
hadt, bewyst hy zulks nader , doordien het
geenszins overeenkomt met het Geflieente van
zodanige Rotfen, maar meer met de Glasaard -
ge Kwarts- en Kryftaldroezen , die in befloo*
tene holligheden van Steenen , en in Kloven
der Rotfen , groeijen; zynde derhalve voor alle
aanftooting en affchuuring beveiligd. Dat
het van gefloopte Zandbergen, in Zee zou komen
, neemt de zwaarigheid niet weg: want
dan moest men nog onderzoeken, van waar
derzelver Zand afkomftig ware. Dewyl ’er
ook
(0 De zelf Je II» D. I. Stuk , blad®. 2 ji, 33*.
(/) Naturforfeber in. Stuk, 1774,Art.IX. p, isö.
„ Dd
ni» Dbsse.» ii, stuk.