5^8 D e K l e i j e h o f
I» verfcheide Mylen , een Mergelachtige Strook
^ J x u ï ’. Lands uitJ welke de vrugtbaarheid der Volk-
Hoofd- plantingen aan die K u s t, van Florida af tot
stuk« aan Nieuw Schotland, uitmaakt, volgens de
Mergel. aanwyzing van den Heer G u e t t a r d (&).
In Engeland en Sweeden komt zy menigvul.
digvoor; hier te Lande valt zy ook, map,r niet
overvloedig : men vindtze meer in Brabant,
naar den kant van Luxemburg en Namen. In
Vrankryk, zo wel als in Duitfchiand, is men
’e r , op verfcheide plaatfen , niet van tnisge*
deeld. Byzonder overvloedig komt de Mergel
voor in ’t Veroneefche, als ook in de Kerke,
-lyke Staat , tusfchen Se. Quirico en Siéna in
*t Groot Hertogdom Florence, alwaar gehee»
le Heuvels daar van zyn, zo wel als aan den
gantfchen Weg van Octacio tot Turin in Pie*
mont, en in Vrankryk. By AJtpolonder • D o rf,
in ’ t Nasfau-Weilburgfe, wordt zy Porfelein*
Thon geheten en tot Aardewerk verarbeid.
Dik wils komt zy , in Duitfchiand, voor, op
Moerasfige plaatfen, of in de nabuurfchap van
groote Meiren , van welken zy fomtyds den
bodem uitmaakt, meest by geregelde Laagen
en Beddingen , die dikwils in KJey- en Kalk*
laagen ingeflooten zyn. Men vindtze, ten
platten Lande, gemeenlyk van drie, v y f, zeven
tot twintig Voeten onder den Grond;fomtyds
<f\ Mm. de l'Aead. R. des Se, de 17«. Pi. VU. p.
wÊÊÊMHHBBEl
P o t - A h d E n. 589
tyds met veranderde of afgedrukte Lighaameo I. ^
van Dieren of Planten, of met Natuurfpeelen- j x n i *
de Tekeningen. Hoofd«
De Mergel is uit Kley en Kalk-Aarde fa* stuk,
mengefteld, zo W a l l e r i os aanmerkt en^igea-
C r o n s t e d t noemtze eene met Kley vermengde
Kalk *> Aarde. Dit maakt dat zy zig
in Water veel ligter ontbindt dan de Kley, en
dat zy opbruifcht met Mineraale Zuuren. Vog-
tig zynde is zy Smeerig op *c gevoel en een
weinig taay, doch zelden kneedbaar en droog
laat zy zig gemakkelyk fyn wryven. In de
Lugt zelf vervallen fommigen tot Stof o f tot
B r y , naar de droogte of natheid van ’t Saï-
zoen. Ia Water geworpen werpen de Mergels
aanftonds borreltjes op , en worden allengs
ontbonden , of in Vlokjes o f in Plaatjes, naar
dat de veelheid der Kalk of Kley , daar in
vervat, grooter is. Gebrand zynde, worden
zy doorgaans hard , en fmelten dan niet meer,
noch in Regen-, noch in Sterk Water of Salpeter
- Geest. Weinig gebrand , trekken zy
het Water fterk in zig , en vergruizen allengs
door de Lugt.
Op de breuk is de Mergel altyd dof en Aard- Nuttigheid
achtig, echter byna nooit geheel ontbloot
van Yzerdeeltjes , die zig wel niet altoos in Planten,
de raauwe Mergel, maar, wanneer dezelve
gebrand wordt, door de geele o f roodachtige
Kleur, welke zy alsdan aanneemt, openbaa-
ren. Van de verbinding der weezenüyke deelea.