ï- volgers myne befchryving derzelven, ftrookt«
Dus zal ik eerst van de Verfleening der Boomen
H oofd- fpreeken, dan van die der K r u id e n , om voorts ,
st u k . het gene de B la d e n , Bloemen en V ru g ten betreft
, te melden. Het H o u t , van de Stammen
af kom (lig , en de Wortels, ziet men ligt»
fchikken zig dus mede gevoeglyk in de eerfte
plaats.
Vet (leende Dat ’er weezentlyk J^erjleende Boomen» of
B o om enBoomftammen met Wortels en Takken , in het
Aardryk gevonden zyn, is onbetwistbaar. Het
oudfte verhaal, ’t welk men daar van heeft,
is dat C onradus G e s n e r us , nu meer dan
twee Eeuwen geleeden, fchreef, hoe hem van
K ent mankus een ftukje gezonden was van
' Byjoa.een Boom , dien men te Joachims-Thall , in
T h * f in B o hémen , ter diepte van meer dan zeventig
Bohemen Vademen , uitgegraven hadt. Men zou dien Boom
met Takken en Bladen hebben gevonden, en de
Grond was , daar om heen, wel een Vadem
dik verfteend fa). Hoe zeer ook fommigen dit
naderhand in twyfel getrokken hebben; dewyl
men alleenlyk ftukken en brokken Houts in die
Mynen , en wel tot meer dan anderhalf honderd
Vademen diepte , als ook ronde ftukken van
Takken of Twygen en Steen verhardingen in
de gedaame van Bladen, gevonden heeft; en
zulks in een Erts-Gebergte, alwaar de Verftee
? («) Gfsn. de F,'ij?. Lapid. p. j ï s.
(t) Mineralgefchichte von Bohmen, Berlin 1774, p. 7 2 ,7^
fteenïngen zeer zeldzaam zyn: terwyl tegen- j.
woordig de toegangen tot dien Zondvloeds - Boom
fgelyk hy aldaar nog heden genoemd wordt),
door’t Water en afmorteling der Gangen, ge* STÜS<
heel belet zyn: meent nogthans de Heer Fer-
b e r , uit de Stukken Verfteend Hout, daarvan
in de Verzamelingen bevindelyk , met grond
te mogen vastftelien »dat dezelven weezentlyk
van een of meer Verfteende Boomen, aldaar
zo diep in de Grond leggende, afkcmftigzyn.
Zelfs acht hy daar uit te kunnen beüuiten ,
dat het een Beukeboom zy geweest ( b).
De Hiftorie van dien Boom hébben w»• y » tjo t nBiyt s chine mSe-*
bevestiging van de zaak, geenszins noodig; Qe-xen s enz.
wyl niet lang daar na , en wel ten tyde van A-
o r i c o l a , reeds by een Dorp, niet ver van
Cbemnits in Saxen, in eene Graft, veele ver-
fteende Boomftammen ontdekt werden. In
laater tyd , nu geen halve Eeuw geleeden, heeft
men nog omftreeks die Stad verfcheide derge-
lyke Boomen gevenden , waar van het Hout,
|n Achaat of Jaspis veranderd , in fraaiheid uitmunt;
gelyk in de byzondere Verhandelingen
daar over kan worden nagezkn (c). Ook is ,
nu omtrent dertig jaar geleeden, by Leipzigeen
Verfteende Bccmftam gevonden, en in het
Hesfifehe , niet ver van Sangerhaufen , ver-
fcheidene ; als ook in het Koburgfe en op
veele
(#) p.ie van den Heer ScmiizE , naamelyk, in ’t Duel-
net M gazyn , enz.
A s
111. Debl. II. Stuk.