T.
Afdee
XX.
HoüfD'
STUK.
xnt.
Taphui
Spatkofus<
Spaathige.
door een Stuk van dergelyken aart, uit Heft«
Hein Yzt rwerk in ’t Baden * Durlachfe, hier
in Fig. 2 , op Plaat X X IV , voorgefteld, alwaar
zig de Verdiepingen van eenige zodanige
Tolachtige Holligheden, met haare trapswyze
Wanden, openbaaren. De Tuffteenachtige
groeijing is zeer blykbaar aan de verheven
Kegeltjes op de andere zyd e , hebbende dit
Stuk eene blaauwachtig Afchgraauwe Kleur;
( 19 ) Tuffteen die Spaathig i s , rondachtig %
gerokt, met Zaagtandige randen.
Uit het Kabinet van den Heer Ryks-Raad
Graaf van T e s s in ftelt L in m ^ ü s ons dee-
ze voor, als een rondachtige Steen, met Schillen
gerokt als een Uijen, zwart, en de randen
JZaagswys’ getand hebbende» Volgens S e b a ,
zegt h y , was dezelve uit Oostindie afkom-
itig.
Een Spaathigen Tuffteen heb ik uit Switzer-
land , die wel niet rond, maar een hoekige
Klomp is , aanmerkelyk, doordien zig daar in
veelen bevinden van die kleine Dobbelfteenijes,
zo groot naauwlyks als Peperkorrels, van welken
men aldaar Fabelen verhaalt. Alzo dezel-
■ yèh by Romeinfche Oudheden voorkomen,
zöuden het die zyn , met welken de Krygskneg
(19) Taphui Spathofus fuBrotundus Tunicatus marginibus
ferratis. Sy/l. Nat. XII. Tom. 111 Gen. 49. Sp. 19. Spa-
thum Oibiculatum , Tunicatam &c. Mus. Taf. p. i4. N. ï*
fcnegten gedobbeld hebben over 5s Heilands i.
Rok. Dus verhaalt men, dat zy by Baden
vier Uureü van Zurich, diep in de Grond zou» hoofd-
den gevonden worden; gelyk ik ïosfe heb, een stuk.
weinig grooter. Dit Stuk Spaath wederfprëekt
die vertellingen: alzo het hier en daar met eenig
Mos begroeid is en dus Oppervlakkig fchynt
te zyn. Voör ’t overige is dé menigte en de
kleinte deezer Dobbelfteentjes te groot, omdat
! deükbeeld te begunftigen, Z y zyn zeer netjes,
jnoöglyk van Spekfteen , gemaakt, en veelei!
met het jüifte getal van Oogen voorzien, als
I de gewoone Dobbelfteenen.
(20) Tuffteen dié Wètjleenig en rondachiig
is , uit Rokken fdmengefteld.
Mehzoudeeze, zo wel als de Voorgaande *nige. ^
Schaalige o f Schilferige Tuf noemen kunnen j
rnaar ik volg den bynaam van den Ridder,
die aanmerkt dat dezelve in Westgothland, een
Provincie van Sweeden, valt, en de plaats bepaalt
te Moesfeberg. Hy hadtze bevoorens
Wetjleen die eenigermaate vast is , van egaalè
Zandige deeltjes t Plaatig gerokt zytide, geheten.
Z y is rond , en als een Uijen uit Korden
famengefteld , die geelachtig Afchgraauw
zyn, gefcremd door Yzerhoudend Water.
k m
Taphui Cotaceus fabwtundus Tuskatus, Syft. Nat.
Xll, Tom. m. Gen. 49. Sp. 30. Cos fohdiiiscuia, Paiticu*
■ Ajenaceis aqualibus, Tunkato * lamellolïu Mm. Tgtf. n. *.
% f f . g 2
III. Deel. II. Stuk.