I.
Afdeel»
XXII,
Hoofdstuk
«
VerhindC'
ringen in
deezen.
3i in plaats van de Kalk-Aarde de Glas-Aardg
„ fteilen, {£□ iedereen zal begrypen, dat met
,, dezelve gelyke werking der Natuur moet
„ gefchieden, Üit de onzlgtbaare Glas-Aard«
„ worden, door de heen en weder beweeginge
,, des Waters,Glaskorrels, welke op den Grond
,, vallen, even als de Kalkkorrels; doch, de*
,, wyl haar de Slymigheid, aan dezelven eigen,
, , ontbreekt, zo kunnen zy ook niet, gelyker»
„ wys die, te famen bakken, maar blyven aan
„ enkele Korreltjes leggen , en die famenhoó*
„ ping noemt men dan Kwarts - Zand.
„ Terwyl nu deeze Glas - Aarde in alle Wa*
„ teren, als een weezentlyk deel derzelven,
,j bevindlyk is (k ) , zo kan ook ieder Water,
,, wanneer ’er geene verhinderingen bykómen,
„ ons Kwarts-Zand leveren. Welke zyn die
„ verhinderingen? Wy betrekken daar toe ten
„ deele de ruste, ten deele de tusfchenkomst
,, van ongelykaartige Stoffen. De deeltjes der
, , Glas-Aarde moeten door de heen en weder
, , beweeging aan elkander geflooten en daar
„ door tot famenhang gebragt worden: wes*
„ halve in ftilflaande Wateren, by voorbeeld
,, in Vyvers, in ’t geheel geen Zand, .in zagt
„ vloeijende weinig, maar in zulke Wateren,
, , d3ar
(k.) Tndien zy de Elemtntttk Aaide van alle Lighaaraen
is, gelyk de Heer Walch bevoorens gefield heeft, dan zou
dus het ééne Element een weezentlyk o f Eifentied deel
van het andere zyn, ’t welk ftrydt tegen ons denkbeeld
van de vier Elementen,
é
ift
- daar een fterke heen en weder beweeging f,
* plaats heeft, veel Zands geteeld wordt
\ Terwyl ongelykaartige Lighaaraen den fa. Hoofd*
menh#3g der gelykaartigen verhinderen, zo stuk.
I, kan het zelfde gefchieden , wanneer by ’c
9i famenkomen van twee deeltjes der Glas*
„ Aarde zïg daar tusfchen een derde bevindt;
„ maar, gefchiedt dit niet, en de naby elkan-
„ der leggende deeltjes raaken, niettegenftaan-
,, de de bygemeDgde Kalk • Aarde, nog aan
elkander , zo ontftaan ’er Kwarcskorrels,
„ even als uit de Kalk-Aarde Kalkkorrels, en
„ beiden vallen onder elkander gemengd op
„ den Grond: weshalve bykans ieder Tuf- en
„ Kalkzetzel bygemengde Zandkorrels heeft.
„ Wanneer, de enkelde onzigtbaare deeltjes^ oiwaak
„ der Glas-Aarde, door de famcnkleevingmetac^" fi.
t anderen van gelyken aart, in een bewoogenl““1*
„W a te r tot zigtbaare Glaskorrels w o rd en ,.
„ zo kunnen zy zig wel niet , gelyk in een
,, rustend Water , regelmaatig in een bepaald a
„ getal van zyden en hoeken aanzetten, en eene
,, Droezige geftalte aatmeemen, maar niette-
„ min zal hunne figuur altoos rondachtig moe*
„ ten
f t) Dat het in de zodanigen door fterke nffpoeling ont-
I bloot en famengehoopt worde ; terwyl het in ftilftaande
I en traag bewoogene Wateren met Slibber begroeit, is blyk-
l baaier, dan de teelinge des Zands.
Dd 3