AfrÊft Ha. airballen 10 aanmerking, die men zeer dik«
X V ^ wils m onze Kalvers en ook in volwasfenRun«
Hoofd- demn vindt , gelyk ik daar van omftandig heb
STUS gefproken ( « > Z y vallen van verfcbilLde
/W , / . Kleur, naar dat het Haair is van de Koe, w el.
ke het Kalf o f een andere gelikt heeft; alzo
zy uit het afgelikte Haair famengroeijen : ’t
welk zulks onbetwistelyk maakt (V). De grootte
is dikwils als een Kaatsbal o f als een Vuist
ja als een Kinderen - Hoofd , gelyk ik dus don!
kerbruine,} roode o f rosfe en bonte heb. S E.
fandf't i ^ 5 V3n Viefder,ey Klm r> ™ inf
r h f t n l T ’ en, een gryze uit een Europi.
fche Melk-Koe, allen zonder Korst; doch hv
vertoont ’er één van een Runder-Beest, uit
de Spaan fche Westmdiën , hebbende van bui
ten een dikke Steenige Korst, Kastanje - bruin
van Kleur. De figuur was rond, de dikte by
de v y f Duimen. Dergelyken vertoont hy ook
uit de Maag van een Paard, en van een Muil-
Ezel , in de Westindiën gefneeden, die mede
een harde dikke Korst hadden, en van binnen
een Haainge zelfftandigheid. Terwyl anderen
wederom, gelyk die uit een Wild Zwyn van
Cey-
(u ) Nat. Hi f i . U D. 111. S t iIK , b la d z . 2S j .
(v ) zonderling is ’t , dat Swammerdam zelfs in de Fv-
k tementen van ongeboren Kalveren Haait vondt dar i
achtte, doordien zy in de Lyfmoeder hun eigen L.Vh«’7
l S S T C S f Z n gekora8n te zyn- m m
Ceylon en uit een Siberifche Bever, van buiten j ;
geheel ruig waren , beftaande t’eenemaal uit Afd e e l *’
Haair, enzynde uit derzel ver Maag g< haaldfiv). x v *
Dat de Schaapen ook dergelyke Ballen in d e e rn e ? *
Maag krygen, die fomtyds de grootte van Gemreat;
een Appel hebben , en van binnen met Wol,
Mos en dergelyke dingen gevuld zyn ^ met
een harde Steen- of Kalkachtige Schors over-
toogen , heb ik voorheen verhaald (x ) . Een
aartigen vondt men in *t Naturalien Kabinet
van den Koning van Vrankryk. Gemeener zyn
de Gèmfen - Ballen, welken men vindt in de Maag
van Wilde Steengeiten o f Berghokken, Gsm'
fen genaamd , die zig op de fteile Steenige
Bergtoppen der Alpen in Switzerland onthou*
den. Ik fprak daar van insgelyks uitvoerig.(y),
Het-woord JEgagropila, dat is Wilde Geiten-
Bal , door den Ridder hier in dep voorftert
geplaatst, heeft zyDe afkomst van dezelven
Men nocmtze ook wel Gemfen - Bezoar, ea
heeftze dikwils, in fommige A po thee ken § voor
den Bezoarfteen, ja zelfs voor den Pedro del
Eorco gebruikt.
Meer*
(w) SEBA Kalmei, II. Deel * 21. CXIV. Fig. i - io ,
bladz, 144 -146.
(Je) Nat. Hiß. 1. D i 11, Stuk, bladz 240. Bladz. 241,
wil ik niet zeggen , dat het in dezelven ook niet door likken
ontftaat ; (hoewel dat by .de Schaapen zo gemeen niet
is ,a 's by het Rundvee,) maat dat het in de Gemfen daar
Uit niet voortkonae.
Cy ) Zelfde , bladz. 190 , enz,
L 2