114 D E N D 8 I E T Ë 8 OF
X ken. De Tekening is öp den vóórgrond zwart $
A'FnEÉi.jn »t verfchiet blaauwachtig opeen bleek gee.
Hoofd len G’ODd* % drirgc overaJ door de Ley-
axÖK. plaat heen en maakt dus dat men wederzyds
byna de zelfde Figuuren heeft , evën a’s in de
Floremynfe Dendrieten , die óók op den Berg
Sir aï zouden voorkomen. Mkfchien heeft het
JUberpyns Marmer der ïtaliaanen, van den Gal-
likaanfen Berg , meer betrekking tot deeze
Chorolithen.
Achaate Hier moet ik , n u , van de zogenaamde^*
‘Saomü.ee.- cjiaatg Boomfieenen , genaamd Dendrachaten §
aen. „ , , . „ ■
fpreeken. Z y maaken een derde Soort van
Dendrieten ui t , wier Boompjes inwendig zitten,
zonder eenïge kenbaars Spleeten van deii
Steen , die doorfchynende is, en tot de Chal*
cedoon behoort (r). Z y worden in Europifche
en Oostindifche onderfcheiden , waar van men
de laatften , als eerst uit de Haven van Moe ha,
aan de Róode Zee, ovefgebragt zynde , Moe ha-
Steenen plagt te noemen. De anderen komen
inzonderheid uit het Tweebrugfe , alwaar de
Achaaten de Schors uitmaaken van rondachtige
Kogek, van grootte als eens Menfchen Hoofd
en kleiner, die van binnen hol en met Kryftal-
letjes aangefchooten zyn, of met Amethyst. In
de Schors van fommigen deezer Kogelen open-
baaren zig , wanneer menze afflypt, gezegde
Bootnp»
(j) De Achaat is een Natuurlyk fatnenftel van Chalee*
doon, Onyx, Jaspis, Caineool en andeie Gefteenten.
ft’ A t b o k s -T e a & ë Hi' i i j
n
I Êöoïttpjes, welken Men dan in Plaatjes vormt.
Dè Stoffe , waar zy iii zitten, als gezegd i s ,
[ noemt mei Chalcedoon ,* zynde dikwils Melk-
I achtig en fomtyds ook zo helder als Kryftal.
I De Tekeningen vallen gfover en zó Takkig
I niet, als öp de Leyfteehën , voorgemeld; De
I Kleur is zwart en ook rood ; zeer zeldzaam
I w it ; hoedanig eéne de Heer V osm Ae r my
I fehtyft te hebbehi
De oirfprong van deezè Boompjes moet een
I weinig anders begreepéft worden, dan die der
1 befchreevenc Dendrieten. Wel dat zy Metaal-
I achtig en doorgaans van een Yzeraehtige tia-
I tuür zyn, maar , hoedanig ook de vorming
I dier Acbaatkcgeien zy geweest , zy moeten ,
| toen de Stoffe der Chalcedoon nog vloeibaar
| was, daar in , op de zelfde manier, als de Zil-
I ver- en Yzerboorn door Konst in Vogt op-
1 fchieten, hier ook geboren zyn. Dit blyké
2 ook daar uit, dat zy in geene Vlakte leggen,
I ën daarom ook niet door afflyping kunnen ge-
I bragfc worden op de Oppervlakte van denStëen*
I De Boompjes, die men door Konst op derge*
I lyke Steenen maakt, zyn wel zo fraay als dé
I Natuurlyken, maar Zy leggen flegts in de Öp*
I pervlakce. Hief door kan men het bedrog op
I ’ c gëzigt ohtdekkeh, en wanneer men die ver-
I fche Boömfteentn met Sterk Water o f Olievat!
V itriool beftrykt, of daar in eenige Uuren legt,
1 verdwyht de Tekening t’eenemaal. Daar is
hogthans een middel uitgevonden, om twes
H 3. Glaas*
III. B èsl. II. Stwk.
Is'
AfdeeuI
XIV.
Hoofd*
STüKf