fi|P j
fl
' 1
1 6 ' V e r s t e h & i n g ï s
I. terwyl het zeer bekend is , dat de genen, diè
Afdeel. men door deezen naara onderfcheidt, zeer me-
Hoofd- nigvuldig gevonden worden in Broekige Gronden*
stuk, Moevasfeh en in het Veen. De regte Verfteen-
de Houten , in tegendeel, komen meest in
Bergachtige Landen , zelfs in en op de Bergen
, voor. Het indringen der Aarddeeltjes *
dat men op zïg zelve als de oirzaak der Ver-
fceeninge van zyn Ed. opgegeven vindt, is
moeielyker te begrypen, dan dat van Zouten,
die in eenig Vogt ontbonden zyn , welken
het Hout toevallig of opzettelyk doen verharden.
Dit blykt uit de onechte Verfteenin»en
der Zoutkeeten in Ooftenryk. Wanneer hier
by eenige Kalkachtige Stoffe komt, die aan*
merkelyke fcherpheid heeft; zo wordt het
Hout, onder de Verfceening, tevens doorgevreten
en als geheel tot Kalk gemaakt. Behalve
de Stukken verkalkt Hout, die echter
niet zo menigvuldig zyn als de Verkalkte Con-
chyliën ; blykt zulks aan de uitwerking der
ongebïufchte Kalk , doch inzonderheid aan die
van het Schulpzand op de daar onder leggende
Houten Planken, welke door den tyd Steenachtig
verharden (&). Het blykt ook uit dé
toe-
(i ) EEEKHRY, Nat. Hiß. vin Holland. II. D. m. j x K ,
bladz. 1137.
(e) Verfchexde Manieren zyn ‘er opgegeven om het Hout
Konftig te doen veifteenen , door hetzelve, zo Ksntmann
w il, met Hoppe lang gekookt zynde, te leggen in Zand
of in een mengzel van Zout, Aluin , poeijer van Keyfteeiten
H N H O U T E S ï 11
èöeVallige Verfteeningen ( c) * die men b'evon* r,
den heeft, van Hout eenige Jaaren te laaten Ae/ ieeI*
ïeggeh onder Schulppaden, alwaar buiten twy- H^ ' D4
fel het doorzypende Vog't de Zoutige Kalk- stuk»
deeltjes daar in voert. Ik heb ftukken zodanig
geheel wit verkalkt Hout van Brusfel * dat uit
Zee afkomftig fchynt, dewyl het zig vertoont
als met de Paalwormen ■, Gipsaehtig verfteend *
daar in.
Alzo ’ t Waarfchynlyk is * dat de Keizels én
dergelyke Sreenen, die aan ’ t Staal Vuur gee-en j«pis*
Ven , van Kley afkomftig zyn , welke, met acht,£fc*
eenig Kryftallyn Vogt gemengd , dermaate
Glasachtig verhardt; zo is ’t niet te verwonderen
* dat een dergelyk Vogt, in de gedagté
Buisjes vart het Hout indringende, daar aan
de zélfde hoedanigheid geeft* Waarom zou
zulks daar in zö wel niet gebeuren , als in de
holligheden dér Zee-Appelen en Conchyliën?
Zeef zeldzaam, echter, komt Vërfteend Hout
Voor, dat de Kleur van de gemeene Vuurftee*
nén heeft: maar menigvuldig Achaat- en Jas-
jpissfchtig Hout. Onder het Kryfrallyne Vogt*
dat in hetzelve gedroDgen is * moeten deeltjes
van
nen, Kalk en Azyn , van elks even Veel, daar BLÉGNYvan
fpreekt: o f, zo Boylk leert, in een tnengze! van versch
lót Kalk gebrande Alabaster met Water: maar de Zweed®
Mineralogist BromÈll bekent, dat geen van dèeze Manie-
(en, fchoon vetfclteide maaien geprobeerd, hem geluktzynj
Wall. Syji. MiH. II. p. 404.
n