te. Behalve de gezegde evenwydige Streepen I,
overlangs, heeft het vier zeer blykbaare Rrn- % „ / •
gen, die op byna gelyke af Handen uitpuilen , Hoofd*
en het zeer kenbaar maaken. Of deeze Stak* stu k .
ken niet tot de Wortels o f Stoelen van ons
inlandsch of Spaanfch Riet , welke-foratyds zeer
dik en zwaar voorkomen , betrokken zouden
kunnen worden, fch-ynt my bedenkelyk.
Het aartige Stukje in Fig. 5 , van Altenburg
in Saxen, fehynt, wegens zyne üreepen, ook
tot de eene o f andere Rietfoort betrekkelyk.
Onverhoeds zou men *t aanzien voor een Verbeende
Pt. XIV.
ï .
Schulp , maar de doorloopende Streepen
in de dikte van een half Duim , toonen ,
dat het van een Plantaartige natuur zy. Ik heb
niets dergelyks afgebeeld gevonden; zo dat ik
in dit bloote vermoeden moet berusten. De
Streepen zyn zwart op een bruioachtigen Grond'
en het heeft een fchoonen Glans door ’c polys-
ien aangenomen.
Van Biezen, die zeer wel onze Europifche
kunnen zyn, viodt men dikwils de in- en af-
drukzels op de Kruiden - Leijen. Z y komen
o f tusfchen en by andere Planten voor; gelyk
dit op een Plaat door W al ch o f K k or r ,
uit het Kabinet van S c h m id e l aan ’dicht
gegeven (» ) , blykbaar i s ; of op zig zelve.
Dus
U) PM. Tranfafo. Vol. L. p. *31 .
(m) 't Zelfde Supplement-Plaat I , I I , III.
(n) Verft. Zaak.tr. III, Deel, Plaat Zie ook I. Dj £!«&(£>
Biezesi