Afökel.
XII.
Hoofdstukgarens.
Oraft- of
Eoom-Va-
ren.
JPx.. XV.
Fig. M
58 V e r s t e e n i n g s n
volgende Plaat by W a l c h , zouden, volgens
hem , het Filicaftrum Septentrionalium van
A mman het naaste komen. 'Op Plaat r acht
hy een Leyiteen verbeeld te zyn , met afge*
zonderde Vinnetjes van het Mannetjes-Varen
voorgemeld ; doch ik zpu die tot een andere
Soort van Polypodium betrekkelyk oordeelen.
Van de twee op Plaat o, zou de eene tot hetzelve
Varen, de andere tot het gezegde Fili*
cajirum van A mma n behooren.
Dus Hellen die voornaame Stukken, volgens
W a l c h , maar tweederley Varens voor, van
de oude Wereld. Hy voegt ’er, uit zyn eigen
Verzameling , nog twee by van de Sevenni-
fche Bergen , waar op hy meent het Wyfjes.
Omaren voor te komen (a). ~ Ik heb zodanigen
op een Kruiden - Ley van Luttich en op eenen
uit Yorkshire in Engeland. Onder de laatst-
gemelden verbeeldde zyn Ed. zig, op zu:k een
Sevennifchen Leyiteen, volgens de naauwkeu-
rige befchouwing van den Heer Doktor en Hofraad
G un t h e r te Cahla , het zogenaamde
Miltkruid o f Groote Miltkruid te zyn, dat men
in Nederland, volgens p p don 43 o s , Graft-
Varen noemt (è ). Doch het verfchil is të
bjylter groot, aangezien de Blaadjes op deezen
Ley-
(a) Filix ratnofa major , Pinna’is non dentatis. C. B.
Fin- Pteris Aqailina. L in n s i . Zie zyne Plaateq Fig, j ,
cn s i, 1. Fig. 1.
(b) immers hy zegt dat het is de Lonchiiis Folio Polypo-
4ii van J» 2 A U H1 N U S , het Fotyf odium ongusaifolium van
Toua«
v a n K r ü ï d E N. 59
Leyfteen overhoeks Haan en veel breedcr naar ^
de langte zyn , zelfs dan die van ’t gewoone x « ,
Polypodium of Boomvaren : daar deeze, gelyk *
uit de benaaming van T o u r n e f o r t ook ^
blykt, fmaller zyn dan die. Nader zou daar
aan komenmyn zwarte Kruider-Ley van Mam-
feldt, in f ig . 2 , op P l a a t XV, afgeheeld,
als welke Vinnetjes van dergelyke gedaante
als in ’t gemelde Graft-Varen aan de Takjes
heeft. Zy leggen aan deert? zyde afgedrukt of
verdiept, maar aan de andere zyde ingedrukt
o f verheven op den Steen. • .
Weinig Afbeeldingen vind ik van Kruiden-
Leijen , met ronde Vinblaadjes, geiyk in het
eieentlyke Miltkruid , Jsplenium o f Ceterach
der Apotheeken. By S c h e u c h z e r komt
*er ééne voor, op een zwarten Steen ( c ) , die
hy echter zeer verkeerdelyk voor het Mannetjes
Varen gehouden heeft, en zodanigen, die
weezentlyk dit uitdrukten, zag hy voor onbekenden
aan (d), Ik heb', in een gefpleecen
Schiefer-Nier van Ilmenau, een dergelyk in-
drukzel als dat van S c h e u c h z e r , eerstge-
meld , doch zonder de Stipjes , die hy op ’ t
zyne waarnam , en voor merken der Zaadjes
hieldt.
ToukneïorT , lot het welke de Lmciitis a tera van Do*
DsNjEUs , welke de Lmcbitis cltsra Diosseridh by LoESS.
is, betrokken wordt.
ftf) Hert, Fiiuvuiy.i, Tab. IT. Fig. 3.
(£) Ejuid. Tab. I. Fig. 3, 5.