r- i' jn Plantaartige Vogten ; de derde in Steenen.
Afdefl, Van de drie laatften is de eerftein óf door het
Hoofd* V m r Samengegroeid: de tweede in de L iig t;
stuk® de derde in ’t Water (c>
, Eigemlyfc behooren deeze Lighaamën wel
niet tot de Delfftoffen , alzo zy meestendeels
buiten ’t Aardryk voorkomen; maar men kanze,
wegens de hoedanigheid, tot geen ander
Ryk betrekken® De meeften kan men den naam
geeven van Steengewasfen. Ik zal ’er dan, in
zo veele Hoofdftukken, van fpreeken.
f I I 1 l l l i i
l i r
X V . H O O F D S T U K ;
Befchryving der D i e r s t e e n e n ; zodanige
naamelyk, die in ’ t Dierlyk Lighaam groei-
je n ; geiyk de Blaasfteen , zo van Menfchen
als van Dieren ; de Maagfceen of Bezqar $ de
Galfteën of Pedro del PorCo, en anderen.
1 Vogten der Dierlyke Lighaamën bevat-
• L J ten in zig een aanmerkelyk gedeelte van
Aarde, welke, zö lang die Vogten wel gefteld
Zyn , en in genoegzaame beweeging blyven,
met dezelven omloopt en zig niet afzondert;
M a a r , zo dra, door eenig gebrek der Werktuigen
of der Vogten of der beweeginge, het
Even-
YO Via. Syft. Nat. XII. Tom. III. p. i j j .