E venwigt in deezen verlooren wordt, dan fcheïdt ï;
zig dikwils iets van deeze Aarde af, zet zig op
de een of andere plaats neder, en , door ze- hS 5
kere aantrekkende hoedanigheid, allengs ver- stuk;
meerderende of aangroeijende; formeert zy ein-
delyk een Steen. Terwyl, nu, de ftilftand van
Vogten, die tot nederzetting of aflegging der
Aarde gelegenheid geeft, nergens meer plaats
heeft dan in de Waterblaas, zo is die; hoewel
men byna overal Steenige Samengroeize.
len gevonden heeft, ook de gemeenfte zitplaats
van Steengewasfen in ’t Lighaam, ten min-
fte in dat der Menfchen; en maakt dus met
regt de eerfte Soort uit.
(i) Dierfteen uit de Pis.' 1«
Men vindt denzelven in de Nieren, in ^r‘fiar’w.
de Blaas en in de overige Werktuigen tot’ af-
zondering van de Pis dienende , in de Schildpadden
, doch voornaamelyk in Zoogende of
Pramdieren, als Gemfen, Rheeën , Harten,
j Schaapen , Runders , Paarden , Zwynen ’
Honden, Rotten en Muizen,j maar allerge- meenst in Menfchen , en wel in Kinderen
die ’er zelfs mede ter wereld komen. In ’t
Lyk van een Kind van dertig Weeken is ’er
j behalve veele kleinere, één in de Nier gevonden
,
1I isp. t. Calculus RVetimnxim* SScy Jvl‘t iNIcaxt -v umfct'. m' Gea. iu
T iHrlt# Dtwz e l. . ITIT, Snt_u_k» *■