It „ Aarde zelf uitmaaken” (V). Ik begryp niet,
A fd e e l . waarom ze dan geen Kley - Aarde genoemd
Ho?fd* zou mo3en worden: noch ook, hoe het byko*
stukFD' me, dat de Aardbeddingen dus zo bepaald van
Tal- dikte blyven , en zo ocderfcheiden van de Kley.
Aa,de' Behalve het Zand en Veen, komen ’er, door
Mest en Rotting, nog veele Dievlyké deelen
in , van welke dus meer en meer vermengde
Teel - Aarde zyn Ed. een byzonder tieflagt
maakt > zynde voorts de Kenmerken van leen
goede T e e l.A a rd e , zo uitvoerig als naauw*
keurig, door hem aangeweezen (wj*
Beden- De Ondervindingen van de Laagen des Aard.
kingen k b het booren van gedagten Fut, in het
over ae j • j _ . . ■%
Grondboo-Oude Mannen Huis, hier ter Stede, in den
tuigen. -aare j6 o 5 . z0 a]s dezeiven door zyn Ed. zeer
fraay in Plaat gebragt en befchreeven z y n (x ) ,
geeven my nog aanleiding tot deeze bedenkingen.
De geleerde B u f fo n befluit daar uit,
onder anderen, dat de Grond van Holland honderd
Voeten opgehoogd zy , door Stoffen, uit de
Zee daar op [neergelegd: dewyl men in die boo-
ring Schulpen gevonden heeft op honderd
Voeten diepte. De onderfte bedding van Zand,
tweehonderd Voeten diep, daar men nog dertig
Voeten in gegraven heeft,denkt zyn Ed. moog*
lyk niet ver af te zyn van de eerfte bedding der
al*
(v) Net. Hiß. van Hott, 11. D. II. St. biadz. 645.
(w) Het zelfde St. bl. 647.
(* ) Zie II. D. ). Stu k , Pl. I. biadz. aio.
(y) liUFFoN Theorie de la Terre. Tom. I. p. 3JS>. ZiGQskdC
Nat. Hiß. van Ho tl, II. 0 . 1. Stuk , biadz, W4 , enz.
aloude Grond-Aarde by de Scheppinge ( y ). Geen t
van beiden heeft veel zekerheid. Men gaat
te ver , die Grondbooring te Amfterdam op HoorlA
de Grondsgefteldheid van geheel Holland toe- stok.
pasfende : terwy zy in deeze zelfde Stad groo*
telyks verfchillende i s , gelyk ik bevoorens
aangetoond heb ( z ) . Zo zal dan die ophoo*
giDg op de ééne plaats ongelyk grooter zyn
geweest, dan op anderen. Ontwyfelbaar on*
dertusfchen is ’ t , dat, ter plaatfe van de Boo*
ring, die Kley-Bedding , van honderd Voeten
dikte, op het onderfte Zand leggende, voor-
maals uit een langduurige bezinking van Zee-
Water, mooglyk wel van den tyd des Zond*
vloeds a f , geboren zy : zynde de hoogere
Beddingen , van Zand, Kley en Aarde, in de
bovenfte honderd Voeten, zekerlyk uit volgende
Overftroomingen gefprooten. De Aard*
korst kan neergezakt o f neergeweld zyn, van
welke Grondzinkingen men zo wel oude als
hedendaagfe voorbeelden heeft ( a ) . E n , dat;
die Kleybedding, weleer , van Menfchen o f
Beeften bewoond zy geweest, blykt niet on»
duidelyk uit het Haair, onder de Zee-Schelpen
gemengd .* want dat hetzelve byna onver-
ganklyk z y , ten minfte veel duurzaamer dan
de Beenderen, is uit het Haair in de Aarde der
Kerkhoven blykbaar ( b ) . ( 3 )
(z) Biadz. 4U- daar ik ran de Zandbeddingen fptak.
(a) Zie Nat, Hifi, van Holt, 11. D. 1. Stuk 5 bl. 139.
{bj Hat Hifi. van Heil. il. D .ll. STUK, bl. 6)9,
T c 2