111111
Raauw, met Salpeter gewreeven en gemengd,— *• ,
geeft hy den Raauwen Vloed (Fluxus crudus) ; xVT*
in ’t Vuur daar mede vereenigd, den Zwarten Hoofd«
Vloed;, (FluxuS niger;) o f , wanneer men hem4TuKï
in minder veelheid onder de Salpeter doet, den
Witten Vloed (Fluxus albus); welke allen menigvuldig
tot weder her Helling der Metaal-Kal-
ken gebruikt worden*
Behalve den Wynlleéh heeft bok dé Wyn, wyft-
zo wel als ’t Bi e r , een Moer o f Droesfèm , pt'xt*
die inzonderheid voorkomt in v e tte , zoete
Olièachtige Wyneü. Men heeft Onlangs waargenomen
, dat dezelve uit een groote veelheid
Olie, met Zout- en Aarddeelen gemengd, be-
ftaat eh dus van eene Zeepachtige hoedanigheid
is (q) . Wanneer uit deeze Droesfemi
Brandewyn geftookt is* levert het uitgebrande
overblyfzel een zeer wit en Scherp Loogzout
uit* Uitwendig opgelegd o f opgeftreeken}
heeft zy eene zeer verflaande kragt 4 tevens
verzagtende en dikwifs Hoppende, naar den aart
des Wycs (r). De Tokaijer Wyn, naar zekeren
Berg in Hongarie dus genaamd , dié9
wel bereid zynde , in lekkerheid , kragt en
zwaarte, byna geen vveergaa heeft; zynde
Goud*
(q) Zié de Sdieidk, Vërh. over dè Olie, riatuutlyk itï da
\V vnrnoer bevat, door Dr. G. G, 'ten Haaff , te Rot»
terdam. Heli. Maaifcb, XIX. DEELS , II» STUK , HuïtU
4780. bladz. Ï89.
(r) Ruftv , Mat. Md. p. 54*»
N a . '