ï .
Kïde;el«
X II.
H oofd*
^tuk.
PL. XIV.
Grasplanten.
gedaante der Blaadjes naby , en in geftalte de
gene, welke ik op een Leyfteen van Hirsch»
ftein in ’c Baden • Durlachfe, by Oberftein, heb
leggen. Die raare S tu k ,: door zynè lange
• zytakjes uiemuneende, verfchilc door de Schubbige
Blaadjes ongemeen van alle de genen ,
daar ik Afbeeldingen van vind onder de Kruiden
Leijen. In geftalte komt het een onbekende
Planti door den Heer T h u n b e r g
in Japan verzameld en in myne Japanfche
JJerbarius bevindelyk , zeer naby. Onder de
Kaapfche Hey-Soorten komen ook voor van
dergelyk postuur. Doch, om zo ver niet te
gaan, zal ik het betrekken tot den Savel- of
Sevenboom, o f tot die Soorten van Ceders ,
welke tot het Geflagt der Geneverboomen beboeren,
als welke vry lange Takjes hebben,
bekleed met overendftaande fpitfe Blaadjes
Dit is in het Voorwerp, dat hier een indruk-
zel tjitmaakt, zeer blykbaar. Nader kan ik;
hetzelve niet bepaalen, Men ziet ligt dat het
geen Koorn-Aairen zyn , voor welken meq
dergelyke enkelde Takjes weleer heeft gehou->
den (d).
Deeze zeldzaame Kruiden-Leijen befohouwd
hebbende, gaan wy thans over toe de Gras«
Tlan-
(e) Zie het II. DEELS III. STUK van deeze Nat, Flifts*
rie, bladz. 544, enz.
[d) Zie My l . Saxon. fubterr. I. p, 5. Fig. 4.
(?) H(rb. Dilitv, Tab. III, Fig, 4,
p la n ten i Van het gemeene Gras , dat men A f^ KLKweekgras
of Hondsgras noemt, komen in- ^iï..
drukzels voor, op Leyfteen in Switzerland, op Hoofd
Kleyachtig Gefteente by Joachims - Thall irisrUK"
Boheme , op geelea Drupfteen in Silezie, eri
op Kaneelkleurigen Tuffteen by Langenfaltza!
in Thuringe». S c h e ü c h z e r geeft de A fbeelding
van een Leyfteen van Oeningen,met
geknokkeld of knoopig Gras, overvloedig daar
op leggende (e). Die in ’t Werk van Knorr.
voorkomen , zeggen weinig ( ƒ ) . D ie , welke
"er W a l c h bygevoegd heeft, en een Aair o f
Halm zou vertoouen , wordt verfehillende be.
oordeeld (g).
Meer zekerheids is ’er aangaande de Riet- Riet-
Soorten, van welken men , onder den naam pL. xiv,
van Kalamieien , gefproken vindt. Daar ko* F,&' 4*
men Rolronde Stukjes buiten \ Gefteente
yoor, waar omtrent het dikwüs duifter is , o f
menze voor Verfteende Wortelen, voor Takjes
van Boomen, voor Zeegewasfen die men
jHippurieten noemt, of voor iets anders, moet
boüden. De Knoopigheid onderfcheidtze daar
van en betrektze tot het Riet, gelyk S ch eu ch -
zer reeds van oordeel was ten opzigt van ’t
zyzf[
f) Verft. Zzinkin, I. D3EL. PI. IX. Fig, 2 5c IX, a*
Fig. .
( g ) Verft. Zaaktn, III, DEEL. PI. m, a. F>g- 4 : zie
sladz, ï i € , ï f f .