ï* u Dus, de Steenige Samengroeizels, door Vuur*
^X v in ! befchouwd hebbende, gaa ik over tot die door
H oofd* Wateren uit hetzelve, voortgekomen zyn.
«TÜ.K,
X IX . H O O F D S T U K .
JBefchryving der S t a l a c t i e t e n of D r u p s
t e e n e n , dat Samengroeizels zyn uit Water
in de Lugt geboren, en dikwils hangende,
doch ook van-den Grond opryzende: van ver-
fchillende aart en hardheid , Kalk-, Zandig,
Marmerachtig , Gyps- , Spaathig en
lyn: waar toe ook de Overkorftingen der Ba*
den en andere Wateren , die van Rockanje ,
enz: zelfs de Zeolithen of Schuimfleenen, en
de Bafalten, die zig als Kantzuilen vertoo-
nen, betrokken zyn,
Dat het Water, zo als men het Natuurlyk
heeft, meer o f min met vreemde Stof»
fen is bezwangerd, heb ik bereids omftandig
de Steenen heeft, doch niettemin van de Rotsfteenen (Sa-
xa) aanmeike'yk verfchrlt, waar mede zy elders byna verward
wordt , en dat alle Samenftellen der Alinetalo,*
r ie , die voor het jaat 1774 bekend, waren , ten dien op.
zigte tnoeften verbeterd worden , als welken geene brandende
Bergfioffen erkennen zonden ; gelyk de Heer Raspe
fchryft {Hall. Maatfeb XVI. D. 2 Stuk , bladz. jgo.) fcliynt
tny oen wonderfpreuk. L inn^ us hadt reeds, voor den jaare
1748, van Steenen door Vuur geboren gefproken en Cbon-
stedt zo van den Puimfteen, als van den Molenfteen, het
Vs
dig aangetoond (c j, Maar byfter groot is het j t
verfchil in deezen. Meestendeels bevat het veel A fd ee l .’
Keuken - Zout; gelyk die onmeetbaarej Oceaan,
hier en daar, wie weet hoe v e r , in ’t Aard-stuk* '
ryk dringende, en dus dikwils de oirzaak der
Vuurbraakende Bergen , welken men meestal
vindt in de nabuurfchap der Zee. Op Ysland
ipuit de Hekla, na dat de Vuurftoffen uitge»
worpen zyn , geweldige Waterftroomen, dia
veel Zouts overlaaten. Ik zwyg van de menigte
Zee-Zouts in' het Water van binnen-
landfche Zoute Meiren en van de Kaspifche
Zee* Dat ’er veele Zouten van anderen aart
in de Natuurlyke Fonteinen en Bronnen zyn,
blykt uit de Mineraale Wateren , die o f Vi-
trioolifch o f Loogzoutig bevonden worden,
doch gemeenlyk ook Mineraale, en inzonderheid
veele Kalkachtige o f Aarddeeltjes bevatten
, welke als onzigtbaar in dezelven zwee-
ven, en zelfs voorkomen in het allerzuiverfte
Water. Dus vindt men op Ysland Natuurlyke
Fonteinen van brandend heet Water, onder
anderen één, de Geyfer genaamd, dat is de
Grim-
Yslandfch Achaat en Natuurlyke Metaal- slakken : om van
Wallerius geen gewag te maaken , die reeds in ’t jaar
1747 een Por ut Ig r.e u s, onder de Delffloffen, befchreef.
Maar wil hy zeggen , dat ’er meer Steenen tot Produkten
der Vuurbergen te ftellen zyn , dan men voorheen gedagt
heeft; zo kan ik het , hoewel mt.oglyk niet in die uitge-
breidheid, toeftemmen.
(e) Zie ’t voorgaande Stuk , bladz. io,
< i 5