6i V s R S i E E K i ü G e ' i
t. ve- Kervel (g ) ; door hem omltreeks Parys gé-
1 ^ - - vonden. Of anders zou het kunnen zyn het
H oofd Rots - P aren met een dun bröosch Steeltje van
sTUfc- P l u k e n e t , ’ t welk L i n n ^eus mede tot
Varens, het Polypodium t’huis brengt en den bynaam
geeft van broofch ( /z). Met dit laatfte komt
het in geftalte zeer overeen, en heeft, zo veel
my toelcbyct , de Vinnetjes ook rondachtïg
en ingefneeden. Het gèlykc minder naar die
Soorten van Filicula byTouRNEFORT, welken
men wit en zwart Adiantlmm noemt.
De Varens zyn op de Kruiden - Leijen, die
tot verdek (trekken van de Steenkolen, en duë
op de blaauwe Leijen, allergemeenst, en dee»
ze drukken zodanig, als gezegd is , de geftaïte
teder Europifchen uit, dat men aangezien die
op dergelyke plaatfen veel groeijen, waar Bos.
fchen van Pyn», Denne* en dergelyke Harftigë
Boomen zyn , naauwlyks twyfelen kan, o f zy
hebben, by een algemeene vernieling van zodanige
Bösfcheh , de hovende legplaats bekö*
. men. Deeze , voor den Zondvloed reeds in
wezen , en door denzelven verfmoord , heb»
ben naderhand door broeijing in brand kunnen
raaken , en door AardbeeviDgen wederom bedolven
worden onder eene Aardkorst, welké
genoegzaame Kleijige Stoffe tot vorming van
de Leijen, die men altoos op de Steenkolen
vindt j
(Z) KG* Regia Ftimarisi Pinnuüs. VAtLL. Pnns. Ti $>. F.
I. Polypodium Regtum, L jnd. Spec, piaa), p. i j ; z.
vindt, kunnen opleveren ; waar dan dergelyke
Kruiden in verlteend zyn. Maar zy komen x i l .
ook voor in dergelyke Yzerachtige Steenen , a o o ^ -
in Engeland Katskoppen genaamd , als ik boven’
van gefproken heb; welken men aldaar, diep
in de Grond, vindt leggen in een Bedding van
blaauwe Schiefer. Op graauwen, geelachtigen
of witten Leyfteen , vallen zy zo veel niet,
noch ook op Zandfteen , gelyk in fommige
deelen van Silezie. Andere Soorten van dergelyke
Kruiden, gelyk de Muur-Ruite, het
Vrouwen - Haair, enz. heeft men zelfs in West-
phalen gevonden. In de Noordelyke deelen
van Europa komen z y , zo ’t fchynt, weinig
voor. .
De Kleur der Kruiden verfchilt doorgaans 4
weinig van die van het Gefteente, dan dat zy
dikwils wat zwarter zyn. Men vindtze ook
wit op een zwarten Grond, gelyk de Ysland-
fche Bladen-Leijen; doch dit is zeldzaam. By-
sonder fraay zyn de afdrukzels van Kruiden
uit de Sevennifche Bergen. Men heeft ook
witte Steenen , met bruinachtige Bladen, by
BI ankenburg, en roodachtige Leijen, met groene
afdrukzels van Kruiden , by Zwickau in Bohème
gevonden, Meest is dit Varenkruid,
Vrouwenhaair en Steen- of Muur - Ruite. Op
fommige Leyftcenen hebben de Kruiden een
Zil-
{h) Filix Saxatilis Cauliculo tenui Fiagilt Pluk, Alm, ijo»
T. 180. f. 5. Polypodium fiagile, Linn. Sp. utfupra.
III. De e l ; I I . S tuk.