4
I. De vorming of oirfprong deezer Achaat- Ko»
A w u 1* gelen moet van die der Adelaar-Steenen aan»
Hoofd- merkely k 'verfchillen. Èene Kleijige Stoffe»
«tu k . tot rondgroeijmge geneigd o f op eenigerley ma»
^«W-nier, even als die der Kèizelen, daartoe ge»
Ko&d* dwongen, heeft een Vogt in zig bevat, bekwaam
tot Kry ftalfchieting. De Natuurkenner' I m p e -
s a t i was reeds van dit denkbeeld, toen by
deeze Steenen noemde ; ,, ^Baarmoeders vaö
„ Kryftal, door anderen JEtites enydros ge-'
naamd, als een Adelaarfteen met Vogt be-
3, zwangerd, uit welks verdikking de aanfchie-
„ ting is ODtftaan” ( e > Ook maakt P l i -
n i u s daar van gewag, zeggende, dat de En*
hydros niet van de Geodes verfchille, dan daar
in , dat dezelve Water bevatte in plaats van
Zand o f Aarde, ’ t welk op de beweegingfchom-
melde (ƒ ).
water- Die Waterfteen w a s , volgens P l ï n i o s ,
ftcen* wit en glad: derhalve fchynt hy reeds de Chal-
cedoon met W a te rd ie thans zo veel in waarde
gehouden worden, gekend te hebben. In ’t
Kabinet van C a l c e o l a r iu s bevcndt zig
pok , nu by de twee Eeuwen geleeden, zodanig
een Steen uit het Veroneefche Gebied, in welke
bet Water zig door fchommeling openbaarde
(g> Hy zal derhalve niet doorfcbynende
(e) Ventre Cryfiallino, da altii detto u£titts enydrcs, quafi
Aquilina ptegna di humore, da cui fiano condenfati I’ingem»
mamenti. Hifi. Nutnraie, Venet, 1672, p, $74,
t ‘A , .
de zyn geweest, gelyk wy thans zodanige I-
Steentjes hebben, en ik een grooten bezit,
platrond, byna anderhalf Duim in middellyn, Hoofd-
waar in men het Vogt zeer duidelyk kan zien.sruK*
Deeze is doorfchynend , w i t , glad gepolyst
ChalcedooD.
Hoe het bykome , dat zig Vogt o f Water
bevindt in de geflooten Steen , hebben de Ouden
niet kunnen begrypen. Zo het Water
ontftaat uit eene fmeltjng vaD den Steen, vraagden
z y ; waarom fmelt dan niet dezelve geheel-
enal? Zo het ’er van buiten in kwam, dagten
z y , dan kon het *er, door den zelfden weg ,
weder uitgaan. Men vondt ’e r , die zulks by
het zweeten der Steenen , in Dooy - Weer
wanneer de Dampen der Lugt zig door de
Koude daar aanzetten, vergeleeken. Doch ’t
is waarfchynlyk,dat dit Water, by de vorming
van den Steen , daar in beflooten zal geraakt
z yn , of dat hetzelve, uit de weeke Stoffenaar
’l midden geperst, fgeen uitkomst heeft kunnen
vinden.
Dit blykt te meer, om dat men in fommige Kl m
K ry Hallen ook Water viDdt , hoedanig een met wa*
Stukje ik bezit, en waar van een ongemeen ****
groot en fchoon Stuk, ten pryze. van honderdtvvin
( f ) p L ,N- Hifi: Natur. Lib. 37'. Cap» 21. Lïrt. b. fe.
coiid. Ko o t , L a p ii p 381.
(g) C a l c e o l » M us. p . 324,
0 3
IIP