i \ gehf j ? f ö twee Pond,)verdient hy echter, ia
XV. 7 er Cheide °Pzl§ten » eene byzondere opmer-
H oofd ln£* grootte i s , zo naa men ’ t heeft
stuk« kunnen treffen * gelyk de Afbeelding vóórhelt;
S.^ar .H y fchynt uit zes byna Kogelronde Bezoars
■ taamelyk regelmaatig aan elkander gegroeid
en met een dikken gemeenen Korst overtoo-
gen zyn, te beftaan. Vier derzelven puilen in
de onurek uit, en maaken als een vierkant
waar boven een vyfde, aan de zyde, die hier
zigtbaar is,hoogm *tmidden uitfteekt eiide zeS*
de van onderen zig Voordoet, alwaar de Rok-
ken afgeflagen zyn, wier Schilferig Geile! zie-
dus dmdelyk openbaart. Ik heb den bovenden
en onderden een weinig doen polyfltn v dë
anderen, met den geheelen Om trek , ruu#
gelaten, daar de Korst Afchgr aaq w is, met vuil-
geel gemarmerd, De Zelffhndigheid is zeef
bard, doch laat zig met een Mes een weinig
affchraapen , en heeft dan een aangenaamen
Kruiderigen Geur,
Buffet. ' Dit laatfte fchryft S e b a aan d eBuffdjleemn
, p i., x ix. Kormandel to e » welken hy zegt
« ,7.harftig en broosch te zyn, laatecde zig ge!
makkelyk tot Poeijer wryvem Aan h Vuur
gehouden , zegt hy, fmelten ze als Harst en
geeven dan een liefelyken Balfamieken Reuh
Dit kooit, zo hy aanmerkt , daar van daan ,
^at deeze Dieren, indeRosfehen omlooptnde,
aldaar veelerley Kruiderige Boombladen en Plan»
*en vinden tot hun Voedzel, Bedenkelyk acht
by j
hy j dat hunne Maag, die niet wel vefteeren^ K
kunnende, gelegenheid geeft tot eene Sehilfe F£ y 4
rige anrgroeijing der Harllige deelen, om eenig Hoofd*
Lighaampje , daar in bevindelyk« SommigenSTUK#
worden met den Afgang van deze!ven geloosd. £ez9ar*
Het zouden dan misfchien ook wel Galfteenen
kunnen zyn , indien de Geur niet daar tegen
flreed. Verfcheidene heeft hy daar van in
Plaat gebragt ( q) , waar onder ook eene doof
gebroken , om de inwendige zelfHandigheid te
vertoonen, welke daar echter, op ver naa, zo
duidelyk niet is , noch zo fraay, als in een def
mynen, doorgezaagd, in Fig. 6 , op Plaat X IX ,
af ge beeld , alwaar ten minile twaalf Schilfers
zigtbaar zyn, evenwydig loopende om de middelde,
die ODgevaar de grootte heeft van eene
Koffyboon. De Kleur van binnen is donker
bruinachtig , met veranderingen ; die van het
Holletje m ’t midden geel; van buiten geelach*
tig groen, gelyk ik ’er meer heb, als ook die
in t bruine vallen, doch deeze worden gemeen*
lyk gehouden voor den Aapen - Bezoar, boven
gemeld. Sommigen zyn als gewolkt er» gemar*
merd en zeer langwerpig van figuur, gelyk die
van Fig. 7 , in welke tevens zig van buiten
het Schilferig Geftel openbaart. Ik heb ook
een Schilfer van eenen , die wel zo groot als
een Kaatsbal moet geweest zyn , egaal groenach
( 1) °P M* CXII, als boven, Fig, t i - t y .
III. Dz£l. i i . Stuk, •