u
A f c e e l .
XXIII.
Hoofdstuk*
XV.
Argilla
tumisctns.
Bruifch'
Kley.
( 1 5 ) Kley die gemengd , poreus is en Meel-
Zandig; uitzwellende.
Deeze, die men Gest- Aarde , in ’t Sweedfch
Giceßera of Wefa, in ’ t Hoogduitfch Br aufe-
thon of Brctufe -Erde , dat is Bruifch - Kley of
Bruifch - Aarde noemt , in ’c Franfch Argille
dilatable; heeft dien raam, om dat zy als op*
bruifchende uitzwelt door het Regenwater, io
*t vroege Voorjaar onder de Voeten der geoen,
die ’ér op wandelen . golfswyze beevende,, ge-
lyk L i n n ä u s zegt. Men vindtze dikwils
by de voorgaande, waar van zy in ’t algemeen
zig maar door de gezegde eigenfchap onder-
fcheiden Iaat, op de onvrugtbaarfte plaatfen
van Sweeden, in Dalekarlie en Noordland, tus-
fchen laage Bergen en Heuvelen , als ook, in
de diepte , in Upland en andere digt aan Zee
gelegen Landftreeken , in ’t Graaffchap Bent.
heim aan onze Grenzen, by Altzetlifch witi
by Katharineberg en op andere plaatfen van Boheme
; als ook in de Pacherftollen, by Schem-
cits in Neder - HoDgarie.
Rosachtig of bleekrood komt deeze Kley in
Swee-
Os) Argilla tnixta porofa Glareofa. Syji. Nat. XII. Tom.
jU. Gen. 52. Sp. ïif. Argilla rubens Aqua intumesceus ean-
detnque diu retinens. WALL. Min. 18. Argilla communis
intumescens. CrcNST. Min. io«. §. j>o. Argilla fermen tans.
VOG. M>n. 30. Argilla vitrescens, Aquä intumescens, fub
exficcatione membianacea. Argilla feimentans. Wall. Sy/h
Min. I. p. 45- SP* *•
Sweeden voo r, alwaar zy zeer bedrieglyk is i.
en gevaarlyk. Want tegen den Zomer neer-Afdeel-
zakkende en opdroogende wordt zy met eeneHoofD*
Lederachtige Korst overtoogen , die deor h e t ST U K .
gaan kan breeken, en dus is ’t meermaalen ge*
beurt, dat Menfchen daar in verzonken en4<7‘
verfmoord zyn , zo W a l l e r i u s verhaalt.
Indien ’er Huizen op gezet worden, ondergaan
die, door de ryzing van deeze Kley, tot
verfcheide Voeten, dat zy barften en inftortea
kunnen. Doch zo men ze op de Aarde bouwt,
welke boven op deeze Kley legt, dan is ’er,
zo zyn Ed. aanmerkt, minder gevaar van.
(16) Kley die metfyn en Gruis - Zand gemengd xvi.
i s , in de Zomer Steenachtig wordende. .
. Zandkley.
Deeze, die door de nattigheid ook uitzwelt,
wordt in ’t Hoogduitfch Steinbraufethon o f
Thon - Zand, in Sweeden Steen-Wefa o f Mo-
lere en Pinmo, in ’t Franfch Argille Sablon-
neufe , dat is Zand-Kley , geheten. De by-
naam grandava zou doen denken , dat onze
Ridder haar voor een der oudfte Aarden hieldt.
Men vindtze op verfcheide plaatfen in Sweeden,
(16} Argilla mixta Glareü, Arena, Sabuloque, iEftate
fublapidescens, Syjl. Nat. XII. Tom. III. Gen. 51, Sp. 16*
Argilla Arenacea Sabulofaque. Syft. Nat. VIII. p. 207. N.
j>, Argilla intumescens Lapillofa. CROWST. Min. p, 107.
Qlarea Argillofa. Wall» Min. 32.
Oö 5