I.
A f d e e l .
XVII.
H oofd*
STUKt
Achaat-
Kogth
’er driezydige Krystallen in , en nog ongemee-
ner van Kalk-Spaath , waar mede die Kogel,
van welke ik ongevaar de helfe in Fig. 5 vertoon ,
byna gevuld is.. Men heeft denzelven onder
de anderen, by Oberftein , gevonden, ’t welk
deezen Kemfteen te aamnerkelyker maakt.
j, Men houdt het voor eene groote zeld*
, zaamheid (dus fpreekt de Heer B r ü c k *
m a n n (c) , wanneer inde Achaat Kalkfpaath-
„ aartige Kryftallen ingeflooten zyn. De Heer
„ C ol L i Ni befchryft dergelyken van Ober-
dein en Freifen, welken Yzerfchietige,
graauwe , bruine , zwart-, roodachtige>
j , doorfchynende en ondoorfchynende , Zuil*
„ vormige Kalkfpaath - Kryftallen, met ftom-
*, pe Pieramieden , hebben. Eenigen deezer
Achaatnieren, van myne Verzameling, be*
„ vatten van binnen Amethyst- en gemeene
„ Kwarts.Kryftallen , over welken zig een
j) geelachtige, witte, of ook roodachtige Teer-
„ lingfe Kalkfpaath aangelegd heeft.: In de
j , eene Nier heeft, gelykerwys C o l l i n i aanduidt
, deeze Spaath eene zeskantige Zuil
” en driekantige laage Pieramiede. De Kolommetjes
verbreeden opwaards en veelen
„ derzelven leggen aan en in elkanderj zodat
het gantfche Gewas zig vertoont, als of een
* Wig in de andere ingefchooven ware. Deeze
9, Spaath-
(e) U. F. B. EeuckmANNS Jieytrage xu fiintr AbbandU
von Edefßeintn, Brauiifchw, 1778. p. ijS .
s> Spaath *• Kryftallizatie is, myns oordeels,
,, eene der zeldzaamften (d).
» Ëenige Achaat-Kogels hebbeD fyne holle Hoofd-
,, Kanaalen of Cylindertjes, die dikwils van ^TtrK*
,, een middelpunt Straalig fpreiden en gevuld
„ zyn met verfcheidelyk gekleurde Aarden ,
„ naamelyk met die Stofte, welke de Boom*
si pJes> het Mos, enz* vormt. Eenigen be*
s, vatten Wolfram en Schirlftraalen. Voor de
9, raarflen houdt men, te Oberftein , die een
9, Mineraal in hebben , dat volkomen naar
„ Spiesglas gelykt. Myn Exemplaar is te klein ,
5, om dit Scheidkundig te toetzen. Myne Ver,*
„ zameling bevat dcrgelyke Achaatftukken ,
ü waar in Kanaalen of Pypige Takken begree*
>, pen zyn. Een Stuk heeft witte Knodsach*
„ tige Spaathaartige plekken, die uit een mid*
„ delpunt fpreiden, en de eene Plek is met
„ blaDke Kies? ingefprengd. Andere Stukken
m hebben, in een ondoorfchynende Achaat,
„ dcrgelyke Pypen en Kanaalen- , die- ’er ten,
„ deele uitzien, als of zy van Wormen door*»
,, vreten waren $ byna gelyk van Maden
„ doorgekroopen Kaas. Deeze Pypen en Ka*
„ naaien zyn met, doorzigtige Chaleedoon ge-
s> vuld zo dat men in dczelven tot zekere
„ diepte kan inzien.
D e
W Het voorgemelde Spaath - Kryftal , in myn gedagteA-
methyst-Kogel, vertoont zig als een dikke ingeflagen vierkante
Pen.