j van Mineraale Verwftoffen , ’t zy Okerig of
Afdeel- Kopergroen , o f Aarden van bruine, roode ,
Hoo»d 8ee^e ° f andere Kleuren , zig gemengd hèb-
stub:. beD > w'er meer o f minder veelheid zulk Verfteend
Hout de gedaante doet aanneemen van
Jaspis o f Achaat.
der Har- Met den Heer W a l l e r i o s , op ’t voet-
ftls*; fpoor van Bertr an d , te onderftellen, dat uit de
bedolven Houten , door het tot dezelven toevloeiend
Water, de Zoutige, Gom* en Har-
ftige deeltjes zouden uitgetrokken worden,
terwyl het Draadige alleen overbleef, en dan
die holligheden wederom gevuld werden door
eenig met Aarde of Mineraal bezwangerd Vogt,
*t welk door opdrooging de hardheid aannam
van Steen (d ) : is iets, dat zig wel beredenee-
ren laat , en misfchien plaats zou kunnen
hebben in een Konftige Verfteening; maar tot
verklaaring van de werking der JNatuur, in
deezen , is ’t gants oneigen en ver gezogt.
Wie , immers , begrypt, dat die werkingen
zouden kunnen gebeuren, wanneer het Hout,
gelyk de onderaardfche Boomen, in een zelfde
Legplaats , rondom met Aarde bekneld, bly-
ven moet. Ook ffrydt hier tegen de hoedanigheid
van het zo fchoon Verfteende Kien-
hout, van Tokay in Hongarie , daar men de
heerlykfte Stukken van heeft, gelyk ik kan
ver-
[d) WALL. Syft. Min, Tom. II. p. 401, BERTRAND. Difi,
p. 10 1.
V A N H Ö O t Ë Ni
V'èrtoonen , met de Natuurlyke Harst ver-
fteend, en düs meer dan half doorfchynende. Afdeel*
De oirzaak van de Mineralizeering der Hou*
ten, is niet minder blykbaar. Dewyl Aluin stuk.
en Vitriool in Water zeer gemakkelyk oplos- der gemi-
fen , en doorgaans eenig Metaal by zig voe» ^®ializee**
ïen , kan de meer of minder veelheid van hetzelve,
door middel van die Zouten en Water
in het dndefaardfche Hout gebragt, deszelfs
zelfftandigheid zodanig doordringen , dat het
een Erts wordt. Te Obifau, in Bohemen ,
wordt dergelyk Hout, met andere Yzer-Ert-
fen, gefmolten en toe bruikbaar Yzer gemaakt.
Dus verliest het Hout dikwils byna zyne ge»
daante, en is , in brokken , naauwlyks ken-
baar, gelyk het Kieshoudende op dergelykö
manier verandert« De Zwavelkies zet zig fom-
tyds in de reeten van een met Aardharst doordrongen
Hout, *t welk tot de Aardachtige of
Gegravene Houten betrokken wordt.
De Zandaartigc Verfceenïngen, waar doof
het Hout als tot een Zandfteen wordt: de
Leyachtige, waar van L ik n z e ü s fpreekt en
de Wetfteenige , door zyn Ed. ook gemeld ,
toonen de indringing van Aardachtige Stoffen
verder aan en de aanfchieting van kleine Kry-
italletjes in de openingen o f reeten vaD fommig
Verfteend Hout, bewyst de hoedanigheid van
de daar in gedrongene Vogten. Zelfs wil men
ft ukken Onyx daar in aangetroffen hebben.
B 2 Een