I. Werkftuk ? Zou het wel onmooglyker voor-
Xix, Komcn s oat deeze Reuzen - Dyk door Men-
Hoorn* fchen - Handen gemaakt ware, dan de Stone*
Heng?s > zo menigvuldig in Engeland ei? Schot-
u ^aöU» U!t Steenen van verbaazende grootte en
dikte, op anderen gelegd , in ’t midden van
Heijen, daar raen niet begryp' hoe zy gebragt
° f opgeregt hebben kunnen worden? Terwyl
die Steenen, niettemin, uit de plaatzing en ’t
gene men ’er by gevonden heeft, buiten twy.
fel tot Heidenfche Tempels gediend hebben (z).
Voeg hier by de Hunne Bedden, in Drenthe,
van verbaazend groote Steenen : de Waterleidingen
en Bruggen door de Romeinen gemaakt
: de Pieramieden , door hun uit Egypte
overgevoerd en opgeregt. Uit dit alles blykt,
dat die Reuzendyk, met zynen aan hang, zeer
wel een Werk van Menfchen Handen zyn
kon , en , lag hy op een andere;plaats, men
mogt het vooreen overblyfzel van den Tooren
van Babel houden.
WaaI Vindc meD ’ naame,yk » iö de Natuur
werkte een Werkftuk van die regelmaatigheid? Pylaa-
Syn' ren> die Loodregt ftaan, digt tegen elkander;
de tusfchenwydte, daar zy nog overblyft, met
brokken Steen gevuld en naauwkeurig gefloo-
ten. Pylaaren , die uit Geledingen beftaan, zo
net in malkander gevoegd, als men zig kan
ver.
f z ) Zie Tegtnw, Slaat van Gr. Srittannie, Am ft, 17$ j.
verbeelden; vast zonder eenigSement, en on* h
wrikbaar voorden alles verflytende en verwoes- x ° x L*
tende tyd. Pylaaren , nevens elkander op een hoofd-
ry geplaatst, boven op een R o ts , nagenoeg stuk.
van gelyke hoogte, die zo verbaazende is , dat
men op ’t Schotsch Eiland Staffa ’er vindt van
zeventig Voeten. Pylaaren, wier Geledingen
zo verfchillende zyn als ik heb gemeld en dus
buiten kyf niet door eene zelfde oirzaak voort-
gebragt.
Dé Heer VVa l l e r i o s bybrengende, dat Men houdt
fommigen het ook voor eemgen Heldenleven Natuurlek.
Tempel of deszelfs overblyfzelen houden;
vindt geen beletzel, omze als natuurlyk te be-
fchouwen, dewyl zy aan elkander famengelymd
zynen derhalve ook famengegroeid, en ’erzeldzaam
een gekrystallizeerdejiafalt voorkomt, die
geen Spleeten overdwats heeft. Dat zy in ver-
fcheide deelen verdeeld zyn, en het verheven-
ronde gedeelte van den bovenften Steen in de
holle Oppervlakte van den volgenden fluite,
hangt, volgens zyn E d ., buitentwyfel, van de
iplyting des Steens, onder ’ t droogen, a f ; ge-
lyk men voorbeelden heeft, dat andere Steenen,
onder ’t droogen en fplyten, in Bolletjes
van elkander breeken (a).
Meermaals heb ik getoond, dat die Minera-
logist, voctsftoots over de dingen heen loopende,
(4) Syjl> Min• Tom. I. p. J3 J»