%
die zeer kundig in deeze zaaken was1, beeft’et-
verfcheicjene in Afbeelding gebragt, waar van
de vier eerfte en beste, zo hy aanmerkc,
dus beftonden. De eerfte was rond als een
■ Kaatsbal j van buiren met een donker bruine
gladde Korst , van binnen digt van zelffian-
digheid, zonder Haair, bitter van Smaak, als
menze knauwde. De tweede , half doorge-
fneeden , beftondt uit verfcheide Schilfers of
Korften, gelyk de Bezoars. De derde was
donker bruin , met grysachtige bulten en de
vierde zwartachtig, byna vierkant, met een
donkere marmering van boven; glad, hard en
glanzig § hebbende een dunne Korst en bitter
zynde van Smaak. Vier anderen, omtrent
van grootte als een Limoen of Oranje-Appel,
waren zeer bitter. Deeze hadden eenige Haai-
righeid; weshalve hy achtte de Haainge Stoffe
in dezelven nog niet verteerd te zyn (,d).
Voorts geeft hy nog de Afbeeldingen van drie
kleinere, welke de regte Ceylonlè Wilde Varkens
A fd ee l .
XV,
Hoofdstu
k .
Ceylon
fibe irar.
ktnßcm.
Steenen zouden zyn, als geen Haairig-
heid van binnen hebbende (e) . Het zelfde bevind
ik in myne Ceylonfe Pedro del Poreo, in Fig.
8 afgebeeld, die een bruine Korst van buiten
heeft
Ci zyn, die den Menfchen Blaas - Steen ook voor een Soort
Van Bezoar honden en daar mede een Tegengiftlge kragt
aan toefchryven , gaat buiten ichreef. Zie Kham. Aujlr,
als boven.
( i i S£B. Kabinet II. De e l , PI, CXIII, Tig, i .8 , bladz.
n j
heeft en eene fnybaare zelf Handigheid, egaal I.
donker Olyfkleurig , zynde van eene Eyvor-
mige figuur en van grootte omtrent als een Hoen* Hoofd-
d e r-E y . Een weinig vap de zelfftandigheid, ST°K*
gekaauwd , laat lang een niet onaangenaamen f cyp a r-
bitteren Smaak in myne Mond. Dien Smaak
bevind ik niet in een andere Ceylonfe, welks
rond is en van grootte als een Stuiter, vaal met
zwartachtige Vlakken , en blykbaar van eene
fyne Haairige zelfftandigheid. R ü m p h i d s
merkt aan, dat de Maagballen, in de Moluk-
fe kleine wilde Strand-Varkens, dikwils byna
een Vuist groot voorkomende , van binnen en
buiten Haairigzyn als V ilt , hebbende geen aan-
merkelyken Smaak ( f ) .
Welke de oirfprong van die Haairigheid in
de Maag van deeze Wjlde Varkens mogt z y n ,
kon die Autheur niet uitvinden. \ Is niet
waarfchynlyk; dat het door aflikken van hun
eigen Haair, gelyk in het Rundvee, ontftaa;
om dat de Varkens-Haairen zo grof en lang
zyn. Veeleer zou ik denken, dat het de Haairigheid
zy van zekere Boom- of Peulvrugten ,
welken zy nuttigen , en die dan onverteer4
blyven in hunne Maag , tot dat zy aan Ballen
fa-
157-139* In ’ t Werk van Rumphius is , op Plaat DVII,
by Letter A , zodanig een Ambonfe Varken - Steen ingevoegd.
(e) Plaat CXHI, als boven, Fig, 9, 10, n ,
l f ) Ambonfe RariteUk/lmer,lA. Hooftld.
L 4
III. Deel* II, S tuk.