I* ( lo ) Dierfteen uit tweejlagtige Vieren.
A f e e e l .
XV
Hoofd- Gezegde Autheur fielt vier Soorten van zo-
stuk. danigen voor, naamelyk, van Vliegende Draa»
x„ ken, Leguaanen, Slangen en Schildpadden. Tot
Ampbiïi™de eerfte betrekt hy den Draakenjleen , waar
rKrokodil-van vee^e ouc*e Autheuren fchryven, doch die
len-steen. hedendaags , zo wel als het Dier dat zy bedoelden
, voor een Verdigtzel gehouden wordt*
Die kleine Vliegende o f Gewiekte Haagdisjes,
waar van onze Ridder een Geflagt gemaakt
heeft, werden door hun niet gemeend. Van den
Leguaanjteen, dien hy mede voor twyfelacbtig
hieldt , heeft S e b a ’er een , ter grootte van
een Duiven - E y , afgebeeld (k), als ook twee
Krokodillenjieenen , waar van W a l l e r i u s
geen gewag maakt. Hier van hadt S e b a ver-
fcheidene uit Oostindie bekomen, bleek Afch-
graauw, gemarmerd van grootte als een Een-
den- Ey , en ook van die figuur, met veele
kleine Knobbeltjes. Zy waren in de Maag der
Kaymans o f Krokodillen gegroeid; ten minfte
daar uit gehaald (l). Haagdisfen - Steentjes heb
ik twee uit Oostindie ontvangen, komende van
Ternate, die wit en rond, van grootte als
Erwtjes zyn , wordende aldaar, zo my be-
ligt is , van de Haagdisfen fomwylen uitgebraakt.
(io) Caleulas ex Amphibiis, Mihi. Cakulus Anlmah'um
Cobr* , Iguan* , Draconis yolantis , Testudinmn. WALL,
Syfi. Min. II. p. 628. &c.
(k) Kai.net, II. Deel , Pi. CX1II, Lett. D.
braakt, ?t Schynt my toe , dat het een Soort I*
van Schulp-Paarlen zyn, afkomftig waarfchyn*
lyk van Schulpdieren , welken zy hebben op» Hoofd-
gevreeten. Van den Schildpadden. Steen fprak STÜK*
ik hier voor.
De aanmerkelykfie onder de Steenen van Pedrode
Amphibiën , of die wel het rneefte gerugt ge-
maakt heeft, is de Pedro da Cobra o f Slange- fteea*
fteen der Indiaanen , welke hun als een Middel,
om het Venyn uit de Wonden te haaien,
verftrekt. Sera heeft verfcheide van déeze Steenen
in Plaat vertoond (m). Ik kan wel gelooven,
dat die Steenen, aangemerkt de zonderlinge aan-
kleeving aan de Lippen, eenige bekwaamheid
daartoe hebben,doch geenszins, dat dezelven
uit de Koppen van Slangen o f Adders komen
zouden. Men hpudtze voor uitgebrand Been.
K-ffiMPFER dagt dat zy van een Steenige natuur
waren, hier o f daar in ’t Aardryk gevonden
wordende , even als de Padde- en Joode-
Steenen, waar van hem in ’ t Zand“ eener Rots,
twee dagreizen van Ispahan in Perfie, een groo-
te menigte voorgekomen was. Dus zouden zy
dan ook tot de Natuurlyke voortbrengzels
behooren. Ik heb ’er twee van in zulk een
Doosje bekomen, als hy afbeeldt(«J. R um-
p h i ü s is over dezelveD uitvoerig (o). Hy be-
§ fchryfc
V) De zelfde Plaas, Lelt. B , C. bladz. f39.
lm) Kaiin. U. D. PI. CX1V. Fig. i ï - 2 5,
(tt) Ameenit. Exotisa p. 39^,
(«) Amboinfè Rariteit kamer , bladz, 303, enz,
M 3
lil. Deel. II, Stuk,;