I. Zo aanmerkelyk, nu, als de Overkorftingen
* » « • der Karlsbad-Wateren in Boheme , zyn, zo
Hoofd* uitmuntende zyn ook derzelver Tuffteenen.
STUK» Men heeft ’er Stukken van , meer dan een
KaUsbad Handbreed dik , Marmerachtig wit, en door-
ïi-.xxjii.fneeden met roodachtige dunne Laagen. Dee-
F,g* 6* ze groeijen aan den Mond der Bron, en in
derzelver onderaardfche Holligheden komen
zy veel harder voor, gelykende naar Alabas-
ter-Spaath met eene fchoone mengeling van
Kleuren : terwyl die in de Pypen van eenq
Zandige natuur en helder geel zyn, wordende
van het Volk als een zagt Bytmiddel op
Zweeren gebruikt. Van jde eerstgemelden kry-
gen zy Stukken, die fomtyds groot genoeg
z y n , om Tafelbladen van te maaken, en,
fchoon afgefleepen, door het polysten een
glans bekomen als Jaspis. Het is een voornaa-
me Fabriek van die plaats , deeze T u f tot
Snuifdoozen, Tabaksdoozen, Rottingknoppen
en Roks o f Broeks - Knoopen te verwerken.
Een ronde gefleepen Plaat daar van , in Te-
kening naar de Vesting - Achaat gelykende,
vertoon ik hier in Fig. 6 , op Plaat X X 1IÏ.
De Kleuren fpeelen , van het bruine, door
het rosfe en het geele, in het Ifabelle, met
eene fraaiheid , gelykende naar die van fom-
mige Dendrieten. Ik heb ’er ook een weergaa
van , met eene verfchillende Tekening. Aan
de agterzyde zyn z e , op een geheel andere
manier, Wolkig gemarmerd
Der*
Dergelyken fraay roodachtig bruin, geel en I*
wit bonten Tuffceen , verfchaffen ook andere A
heete Bronnen. Men vindtze in de Eifenba-ri00FD,
cher en Gtashuttner Baden in Duitfchland, als stuk.
ook in die van Raufchenbach in Hongarie. De
Tuffteen van Konigsluttef in het Brunswykte,
drie Mylen van de Hoofdftad, is tot het bou*
wen der meefte Huizen aldaar gebezigd, in-
zonderheid tot de Kelders, waar in men de
Brunswyker Mom bewaart ( f ) *
Verfcheiderley Tuffteenen leverende heete J J J » y«4
Bronnen op Ysland uit , doch onder dezelveü
is de Witte een algemeene Schors of Korst,
derzelver Kanten en de naby zynde Steenen ,
Schulpen o f ftukken Houts/bekleedende. Deeze
Korst is als met Wratten bezet en in hardheid
zeer verfchillende. Somtyds kan men ze met
de Nagels afkrabben, fomtyds is zy zo vast als
Yslandfch Agaath. Men merkt aan, dat dezelve
eer Kley- dan Kalkachtig z y ; als niet op-
bruifchende met Sterk Water. Dit heeft zy
met andere Steenachtige Samengroeizels van de
Yslandfche Bronwateren gemeen (g ).
Hier behoort, wegens 1de hoedanigheid, het Vêtfteend
zogenaamde Verfieende Water van Oberftein.
Dit zyn wanftaltige Klompen en Stukken, waar
van ik verfcheidene bekomen heb, van buiten
roodachtig , van binnen Spaathachtig wit, doch
van
/ƒ ) BRUCBM. The/. Brunsv. p. 97«
Ou ais- and rov. Reife, I* Th. p. 78.