I. jes aantoont (i). Zyne andere Afbeelding (k)
Afdebu js njet Z£er duidelyk, en ook klein, komende
Hoofd* zeer naby myn Exemplaar van het witte Staa-
stük, renhout, dus genaamd , om dat de Kringetjes
wit zyn. Ik heb een veel grooter Stuk van het
roode, en een van het zwarte met een witachtige
Schors, van een Vinger dikte, welke ook uit
Pypjes , doch die veel naauwer zyn, beftaat.
In deeze Stukken zyn de dikfte Pypjes niet
dikker dan een gewoone Tabakspyp - Steel; maar
in een Stukje, dat met de eerstgemelden van
W a l c h naast overeenkomt, heb ikze veel
dikker. Ook merk ik daar in op, dat fommige
Kringetjes in ’t midden een Sterretje hebben ,
gelyk zyn Ed. heeft aangetekend. Hier zyn
ook veelen der Cirkeltjes geheel plat gedrukt
en venoonen zig zeer onregelmaatig, waarvan
even het zelfde plaats heeft in dat aanzienlyke
en zeer leerzaame Stuk myner Verzameling, ’t
welk ik hier ten naauwkeurigfle in Plaat voorlid
.
Vl. xm. Op de aangefleepene en gepolyfte vlakte,
3' Fig- 3 , Plaat X I I I , heeft hetzelve de Kleur
byna van Nooteboomen-Hour. De Kringetjes
zyn doDkerer, derzelver tusfchenruimten doorgaans
bleeker , ziende ecnigszins roodachtig
wit. De meeften derzelven, waar van eenigen
byna zo breed als ’t end van een dunne Pink
of
(>) Verft. Znaken, als boven, Suppl. PI, X. fig* j , 5,
(i) ‘t Zelfde Deel, ?1. £>»
o f drie achtflen Duims in midddlyn zyn , heb- I»
ben eene rondachtige figuur en in ’t midden een ^ i.
Sterretje van zes , a g t , negen o f meer Straa- Hoofd-
jen , ’t welk eene opening o f doorgang fchynt stuk.
aan te wyzen, die te vooren in *t midden van
deeze Pypen is geweest, wier vulzel, voor ’t
overige, blykbaarlyk vol kleine Stipjes , een
vooze zelffiandigheid, daar zy uit beftaan hebben
, aanduidt, en *t is opmerkelyk, dat men
zelfs aan ’t onderfte van het &uk nog klaarder
de blyken daar van befpeurt : want de enden
dier Pypen of Steelen zyn op de ruuwe zyde
aldaar ook zigtbaar. Tusfchen die rondachtige
komen verfcheide andere ook gefternde, geheel
plat of drie en vierhoekig famengedrukte te
voorfchyn, alleen door een foort van Bast of
Huidje, gelyk de overigen altemaal, vanelkan*
der afgefcheiden.
Dat deeze Petrefakten tot de Houten be-
hooren is uit de hoedanigheid der Stukken niet
minder blykbaar , dan het duider is , tot welke
Soort van Boomen. Sommigen willen, dat die
fchynbaare Pypjes in dezelven van zekere Zee»
Polypen , welken haare Wooningen. daar in
gebouwd zouden hebben , afkomftig z y n , en
houden eenige Stukken zelfs, wegens de Sterretjes
, voor Madreporieten of Aftröieten, Dit
Gevoelen fchynt de Heer W a l c h begunftigd
te hebben ( l) ; maar aangezien in myn gemelde
roode
(l) Zie Verfteer.de Zaaken , III. Deel , bladz, 14 en a*».
ITI. Deel II, Stuk*
W W M W jM BM B B B B Ig S PH M W M M PW BM flHW
ISI
■