I.
Afdeel.
XXV.
H oofdstu
k .
Teel-
Aarit.
dewyl Tiet uit de Proefneemingen van den bë-
roemden B o n n e t blykt , dat'men *t Zaad
van Planten kan doen groeijen in aUerley Stoffen
zonder Aarde, mids die flegt bevogtigd
worden met Regenwater ( r ) : dewyl zelfs de
allerfynfle en fchraalfte Aarddeeltjes, gelykdie
der Asfche, fomtyds tot Vrugtbaarheid ftrek-
ken: dewyl Kley met Zand , uit Water geboren
wordende , zonder Aarde , genoegzaam
Voedzel aan de Planten geevén: komt het my
gantfch niet onmooglyk voor, dat het Aardryk
in den beginne vrugtbaar kan geweest zyn. zondeif
zwarte Aarde. Op veele plaatfen des Aardbodems
, zelfs in Engeland , is de Grond een
roode Aarde o f Bolus; op anderen een witte
Kry t- o f Kalk - Aarde , beiden vrügtbaari Neem
bier die geheele , zo ongemeen vrugtbaare ,
Vlakte beooflen de Wolga in Moskdvie, daar
ik ftraks van fprak, welke uit enkele geele
Kley en Zand beftaat , ten roorbeelde. Tot
groeijing van dergelyke Stoffen was, wegens
het onder Water ftaan der Aarde, van dat het
Drooge gezien werdt, niet alleen gelegenheid,
maar zelfs noodzaake. Voeg hier by de Ri vier,
die het Paradys bewaterde, en dat, tot
verkilling van ’ t gebrek van Regen en van
Landbouw, èen Damp was opgegaan uit de
Aat-
(r) Uügezogte Verhandelingen. 111. Deel , bladz, 38-76.
fa) Zie Verhand. over den Nieuwen Landbouw, 111. STUK.
Amfteid. by F. Hguttuyn. 1764, bjadz. iao,
Aarde , door welken de gantfehe Aardbodem AfdJ*eL;
bevogtigd werdc ( * ) . Uit de famenhang blykt XXV.’
dujdelyk , dat door den Heiligen Schryver al- Hoofd,
daar bedoeld wordt, de Vrugtbaarmaaking des8T_ J
Aardryks te verklaaren. Aarde.
Men heeft, bovendien, opgemerkt, dat de^oorzaa-
Vrugtbaarheid des Aardryks naar het Saizoen irugibaat-
verfchille. Ja ’t is zeker, dat fchraale Win-heid*
den en koude ziltige Dampen, die men Zee*
Vlammen noemt , aandoening hebben op de
Landen. * En , aangezien de Aarde door de
Lugt vrugtbaar gemaakt wordt, als uit het zo
noodig braaken der Landen blykt ( r ) ; zo moet
men wel degelyk befluiten , dat zy een Mengelmoes
zy van allerley ontfloopte PlaBtaarti-
ge , Dierlyke en Mineraale Stoffen, opgevoerd
in de Dampkring en ontbonden in het Water;
gelyk deGroote B o e r h a a v e , zo bondig
en zo .omftandig , aangetoond heeft (t).
Hier om tyteltze de Heer B e r k h e y , Vermengde,
aan Stof verdeelde , zwarte algemeene
Aarde ; maar wilze geen Zwarte Kley-Aarde
genoemd hebben, hoewel zyn Ed. begrypt,
„ dat de fyne Kley-deden, zo dra ze niet
„ meer aan een verbonden zyn, en met de
zwarte Aarde vermengd worden, dan die
,, Aarde
(*) Gen. II. VS. 6.
(t) Terra eft alterum Chaos , de quo orta omnia , ia
quant telabuntut. Chtm. Tom. I. p.
T t
HLDsbl.11. Stuk,