ï. fchynt te zyn. Van Dennen-Hout heb ik eea
Afdeel, fchoon verfteend Stuk uit Saxen. Het Pynbocg
Jïoofd men *s a^s met een zwarte Harst bezwangerd.
stuk. Uit Hongarie bezit ik ook verfcheide Stukken
pl. xm.van het zogenaamde Kienhout, van Tokay, 9c
welk echter door den Heer W a l c h voor
Lindenhout werdt gehouden, De witheid zou
het daar toe betrekken, en de Harst, zig daar
in zo overvloedig vertoonende ,zou een Hoorn-
iteenachtige Spaath zyn. Maar (mag men vraa-
gen, ) hoe komt dit zo overvloedig in het Lin»
denhout , om zo veel plaats te beflaan in het
Verfteende en zig aldaar juist even zo als de
Haist in de Kienboomen o f in het Greenen
Hout, te vertoonen ? Immers een Stuk, omtrent
een Voet lang en een Hand breed, dat ik
daar van aangefleepen en gepolyst bezit, heeft
zo duidelyk ’t beloop en de kleur der Harftige
Stoffen, dat men *er niet aan kan twyfelen, Andere
Stukken, die ik ’er van heb, wyzen zulks
niet minder aan , en één derzelven is zo leer*?
zaam ten dien opzigte, dat ik niet heb kunnen
nalaaten hetzelve hier in Plaat voor teftellen: zie
Pl .X I I I ,Fig. i. Het Spintachdg gedeelte is , aan
de ruuwe zyde a> door zyne grove regte Vezelen
zeer kenbaar voor Pynboomen - Hout, en
onderfcheidt zig , op de gepolyste Sneede
door zyne bruine Kleur, van het binnenfte o f
Hart e , waar van flegts een klein gedeelte daar
aan z it , Hoornachtig doorfchynend geelachtig
w it , met ftreepen als van Greenen Hout: terwyl
wy/ zïg in de Spint het Harftige door nog I*
bruiner Kleur uitmonftert. Uit de Afbeeldin- -jq.
gen van W alch blykt , dat hy onnoozele Hoofd.
Stukjes daar van gehad heeft , niet bekwaamSTÜK*
om hem aangaande de gefteldheid te onderrich*
ten (e) .
Het Nooteboomen - Hout, dat men, zo d ie^ jg e r
Hoogleeraar zegt, niet veel vindt, maakt eenpi,. xm,
zeer fraaije Verfteening, inzonderheid de Wor*
telftukken, die,niet minder dan ’c Natuurlyke,
door afflyping , gemarmerd zyn , en dus in
fchoonheid byna alle andere Verfteende Houten
overtreffen. Een aangefleepen Plaat, uit
HoDgarïe aan de Turkfche Grenzen, waar van
ik een gedeelte hier in jFig. 2. vertoon , geeft
daar van een duidelyk bewys. Ook bezit ik
daar van een groot Stamfluk, wel vyfentwiotig
PoDden zwaar, en anderen , zeer fraay aangefleepen
, uit het Trierfe ; als ook van Koburg
en Dippolswalde in Saxen en van Wolffceio
in de Paltz.
Voorts vindt men van Peereboomen, , ^^dete
Esfchen, Wilgen, Popelieren, Berken, Moerbe- fche.
zie , Palmboomen en Lorken - Hout, by ver-
fcheidene gewag gemaakt. Ik heb Stukjes
aangefleepen en gepolyst, van Meisfen in Sa-
xen, bleek geel va,n Kleur , rond en omtrent
twee
(e) Zie Verft. Zaakfn. Hl. Deel, Pl. * , fig, I. f . fig. 3.
en §. *• %• 7.
B 4