I.
Afdeel. Jë XXII.
H oofd*
STUE-i
Denk*
beeld van
LlSXEB.
geboren* Het fchynt veeleer van eene Kry.
ftallyne of Kwartzige natuur te z yn , en is ,
volgens den Ridder, door Kryftaliizatie voort»
gekomen uit troebel Regenwater (q ).
„ Ik heb reden om te denken, zegt Doktor
, , L i s t e r (r) dat Zand eenmaal geweest zy
„ het buitenfteenalgemeene bedekzel des Aard»
„ kloots: om dat alleonzeNoordelyke Gebergten
„ ’er nog hedendaags, meer of min, mede bedekt
, , zyn, en, hoe hooger de Bergen zyn, hoe meer
„ en hoe grover het Zand is ; als ook, om dat
j , de Rivieren, die in de BergenODtfpringen,
, , hetzelve nog dagelyks in groote veelheid af*
, , brengen. En dat het dus, naar alle waar-
„ fchynlykheid , alle Eeuwen door, geweest
„ z y , federt dat de eerlle Regens op den Aard*
, , bodem vielen, komt my deswegen geloof.
,, baar voo r, dewyl ’er de Zee - Oevers en
„ Monden der Rivieren getneenlyk mede be-
„ bolwerkt zyn : buiten en behalve de Zandi-
9i ge Zee - Grondeo op de meefte plaatfen, en,
„ *t gene een klaar bewys fchynt te zyn voor
„ de langte des tyds, is dat, wanneer men de
„ laage Gronden by deeze Rivieren, die al*
„ toos, zo veel men weet, Veenachtig zyn
„ geweest, zo diep doorboort, dat men der*
„ zei ver Bodem ontdekt, dit Bergzand zig in
„ groote
f f ) AüEKA» Cryftallizatio Pluviali* Aqux tutbidx.
Nat. XI1« Tom. III. p. é.
groote veelheid openbaart, en op eenige I» ^
plaatfen daar onder wederom Veen, en on*
der ’t zelve een nieuwe Zandbeddina. Nu ioufd-j
'J: Weet men dat het Veen lang werk heeft om « ™ *
te groeijen , als meestendeels beftaande uit
de Bladen en Wortels der Planten. Een
„ andere bewysreden haal ik uit de groote hard-
, heid en bygevolg uitmuntende duurzaamheid
„ en onveranderlykheid van deeze DelfftofFe,
,, Want, hoewel veele dingen Zand genoemd
,, worden, wegens de kleinheid en weinige
, , famenhang o f droogte van derzelver Kor-
„ reis , behoudt nogthans dit llag van Berg-
„ Zand, boven alle anderen, zyne natuurlyke
„ en oirfprongelyke grootte, en is niet, ge-
, , lyk veele andere Zanden, door wry ving van
„ Steendeeltjes tegen elkander gevormd, maar
, van eene beftendige en duurzaame figuur;
, , weshalve ik meen reden te hebben om te
„ onderftellen, dat het bekwaamst zy geweest,
, , om tot een uitwendig bekleedzel te ürekken
„ van den Aardkloot.”
Nader zou de beroemde L i s t e r zyne Dat het
gedagten hebben kunnen ftc rken , door die af-
gryzelyke Woeftynen ivan barre Zanden, in j ^ zaerld.
de binnen-deelen van Afrika, wier oirfprong koots ge-
misfchien verklaard zou kunnen worden door d eweest
geweldige uitgulping van den Oceaan, die ik onder
(r) F bil. Trans, abiidgd by LOWTHOB?. Vol. II. p.45i*