A fdeel.
XXII.
H oofd*
stu k *
Zand-
Haver.
Andere
Hey - Ge-
uasfen.
Zonderling is ’c , dat deeze Heeren niet
m byzondere aanmerking genomen hebben de
Zandhaver (m) , een Gras - Plant, welke in S wee«
dén ook daar toe gebruikt wordt, als wy ge.
zien hebben. De Heer M e e r b u r g , niette*
min, maakt ’er wel degelyk gewag van, on.
der de van hem tot Zandkeering voorgeftelde
Plantgewasfen, en merkt aan, dat dezelve by
Katwyk, tegen den voet der Duinen groeijen.
de, het zelfde te weeg brengt, dat men, op
andere plaatfen , door het planten van Helm
en Slee-Doorn zoekt te bekomen. Z y heeft
kruipende Wortelen , die het Zand vast ver-
eenigd houden , breede Bladen, zeer tegen de
Verftuivingdienftig, en maakt zo groote,‘zwaa*
re Aairen, dat hy dezelven, fomtyds,meer dan
èen Voet laDg en een Duim dik gevonden
hadt. Derhalve zou men deeze Plant gemak-
lyk door zaaijen kunnen vermenigvuldigen. Zy
groeit voorts inde Duinen by Zant voort, en
overvloedig aan den Zeekant buiten Harder-
wyk.
Voorts pryst die Hovenier, in ’t byzonder,
de nuttigheid aan van de L igu jle r , daar men
geheele Duinen mede bedekt vindt, de Syrin*
gen, de Chineefche en andere Jasmyn, Sumach,
Flierboom , Brem, Zand - Wilgen en Genever-
boom ï als altemaal Gewasfen zynde , die op
dor*
C») E'ymus Aitnarius. Zie Coam Flora Belsiea, p»
dorre Heijen zeer wel voort willen en aldaar I.
sekerlyk de Zand - Verftuivingen beletten (ra).
Maar, is die Zand - Verftuiving aan den Strand- hoofd*
kant wel zo fchroomelyk, om zo veel omflagsSTos:. J
te vereifchen ? De Heer D e n t a n meent,
dat zulke zorgen, als zyn Ed. opgeeft, voor* dieniUg
gemeld, behalven het beletten der Verftuiving^"»“"*
in weinige Jaaren een Schat van Brandftoffe
voor dit Land opleveren zouden, en dat men
dus de natuurlyke Dyken, waar door zyn Ed.
de Zandduinen verftaat, verfterken zoude tegen
deo Oceaan (0) . Ik twyfel niet, o f voor
het eerfte zou men veel meer dienst hebben vau
de beplantinge der Wegen .binnenslands , by-
zonderlyk in de Kley - Gronden, alwaar die
Schat veel gemakkelyker was te vinden. Wac
zou doch het fchraal Gewas op die barre Zanden
tot Brandftoffe van eenig belang uitleveren?
E n , de verfterking der Duinen tegen den
Oceaan aangaande, is ’t met onwaarfchynlyk,
dat dezelven meer fchade dan voordeel zouden
doen.
Wat heeft dien verbaazenden Zanddyk, tus- De zand-
fchen Petten en de Helder , meer dan ander- £0yekJ aa" ‘
halve Eeuw, voor Zandverftuivingen befchut?,v®rftuift
Toen ik *er, voor veele Jaaren, op was, wéét nWt*
ik niet aan de Zeezyde iets anders gezien te
heb*
(n) Dit alles kan omftandig gelezen worden , Jn het
voorgemelde IX. Deel van onze Holl. Maatfchappy,
(oJ Aldaar, Igadz. 31. III. Stuk,
E e 5