Ajdeel, pocijers, tot het affcbuuren der Tanden, ge»
XVIII. t»ezigd, en wegens het een en andere Schuur-
Hoofd* Jleeri genoemd. >
STUKi Over' den oirfprong van deezen Steen zyn
de gedagten verdeeld geweest. Sommigen
hebben hem, omdat hy veelal door de Baaren
op Strand gefmeeten wordt, voor een foórt
van Zeefchuim of Zeegewas gehouden DeWyl
hy zo veel voorkomt in de nabuurfchap der
Vuurbraakende Bergen, wordt hedendaags niet
getwyfeld, of hy is door dezelven voortgebfagt
en ih Zee gefmeten. Men is dan echter we-
defota verdeeld, over de Stoffe, uit welke hy
voortgekomen zy. Wegens de Vezeligheid
willen fommigen het Pluim-Aluin daar voor
houden $ doch dan zou men daar uit , door
Vuur, zodanig een Steen moeten kunnen vóórtbrengen.
Onze .Ridder acht hem uit Ley,
Steenkolen en Pyriet, dooronderaardfch Vuur,,
’tfzy in die Stoffen zelf ontdoken , of van
buiten daar by komende , geboren te zyn.
Be?waarlyk is het .te raadeo, wat in de Inge.
wanden des Aardryks gebeurt, en te we.eten,
of aldaar zodanige Stoffen , die men mrxst op
de Oppervlakte vindt, by elkander kurken ko-
men. Ook is het iets byzonders, dkt 0p een
Steen , die door de onverbeeldelyko Hitte van
onderaardfch Vuur zoude uitgebraad zyn, het
konftig Vuur nog vat zou hebben , om hem tot
Glas te fmelten. Zou men hem niet veeleer
voor een Schuim der Lava, houden -mogen j *t
welk reden gaf van zyn oogemeene ligtheid. De r.
vermaarde Vogel fchynt de afkomst te wil-^Fr,E£f**
len rekenen van een Slymige zelfstandigheid , jjoofS*
welke de Lighaamen in de Zee zo veel bekleedt; stuk.
dóch dan zou men hem als een voortbrengzel
der Zee moeten aanmerken. De Scheidkunde
heeft ’er Keizel-Aarde, en Aarde van Bitter of
Bronzout, als ook een weinig Yzer-Aarde, uit
getrokken.
Dat het een voortbrengfel van Brandende Hy is een
Bergen is, blykt uit Waarneemingen van vroe- v^srai^1
ger en laater tyd. Niet lang na ’s Heiiandsdende
Geboorte, toen ’t Eiland Hiera in de Griekfche26”*
Archipel te voorfchyn kwam, of naderhand ,
wanneer hetzelve, met fchrikkelyke Aardbee-,
vingen, vergroot werdt, volgde tevens een ont-
zaglyke Regen van Puimfteenen, geheel klein
Afie, tot aan de Dardanellen ,1 bedekkende. Men
heeft de Zee inmiddels zien opbruifchen als een
ziedende Pot en andere blyken vernomen van
een onderaardfch Vuur, door *t welke, nu
tweehonderd Jaar geleeden, een klein Eiland
opgeworpen werdt, dat men nog het Verbrande
Eiland noemt. Uit de Haven van Santorin
kwam in de voorgaande Eeuw, met geweldige
Donderdagen , een uitbarsting van Puimftee-
nen, alle nabuurige Eilanden bedekkende. San*,
torin zelf beftaat geheel uit Puimfteen , zegt
Tournefort, die ’t zelve in ’c begin dee-
zer Eeuw bezigtigde, en hetzelve zal, buiten
twyfel, op dergelyke manier als andere Eilan*