I* die van onze Aardewerkmaakers in Europa
XXlIl"0vereen > 20 i^é beroemde Reaumür aaote-
H oofd-’ kent -, die aangaande de StofFe, daar men ’t
s t u k * van maakt, uit gedagten Brief het volgende
mededeelde ( z ) .
Destciffe »s De StofFe van het Porfelein beftaat uit
chïnee- » twce Soorten van Aarden, de eene Petunt-
fehn be^6"** anc*ere RtoÜn genaamd, Deezei s
fducevèn,» met Lighaampjes doorzaaid, die eenigen
„ glans hebben; de andere is alleenlyk wit en
„ zeer fyn op ’t gevoel. Men brengtze bei-
M den in die Stad, als Bakfteenen gefatfoeneerd.
,, De Petuntfes, wier grein zo fyn is, zynniet
„ anders dan flukken Rots , uit de Groeven
si gehaald , en waar aan men, na ze geftampt
„ te hebben , die geftalte geeft. Alle Steen
„ is ’er niet bekwaam toe; anders zou het
,, nuttelooze arbeid zyn, dezelven twintig of
„ dertig Mylen ver uit een nabuurige Provin-
,, cie te gaan haaien. De Steen, die goed is,
si zeggen de Ghineezen , moet een weinig naar
„ ’t groene trekken. De Kaolin vereifcht wat
,, minder arbeid dan dezelve. Men vindt *er
„ Groeven van in zekere Gebergten, die van
„ buiten met een roodachtige Aarde bedekt zyn.
„ Deeze Groeven zyn taamelyk diep. Gedagte
„ Stoffe komt »er in voor, by Klompen, waar
„ van men , op de zelfde manier , Stukken
,, maakt als Vloerfteenen. Ik zou haast den«
,, keu
{&) Mm. de F Asad,,R. des Ss, de t717, p 471. c& .
wi ken, (voegt gemelde Pater ’er by,) dat de ï.
„ witte Aarde van Maltha , die men Aarde ^ x n ï*
„ van St. Paulus noemt, in de grond veel hoofd-"
3, overeenkomst had met do Kaolin , daar ik stuk.
„ van fpreek ; hoewel men in dezelve die J a°rr£ kln*
,, kleine Zilverachtige deeltjes , waar mede
», de Kaolin doorzaaid is, niet befpeurt.”
Gezegde Pater hadt monfters van die Stof- d<x*
fen overgezonden, welke dus in handen van
den groöten Natuurkenner, Reaümuk, kwa-°n
ïnen» Hy merkte aan, dat de Kaolin was van
de natuur der Keizelfteenen , maar de Petuntfe
een Stoffe, die in ’t Vuur gemakkelyk, en
Zonder hulp van eenige Zouten, tot Glas wierdt,
terwyl de Kaolin weinig of niet verglaasbaar
was ; maakende dus de eene met de andere
eene flegts onvolkomen of ten halve verglaas*
baare Stoffe uit. De Kaolin, welke hy alléén-
lyk in brooden hadt, van Poeijer gemaakt,
onderzoekende , twyfelde hy niet of dezelve
was een gepulveriseerde Talk, of Moskovisch
Glas, zogenaamd , een Stoffe die de Verglaa-
zing hardnekkig regenfhat , en dus aan het
vereifchte der Porfeleinmaaking, voorgemeld,
kon beantwoorden. Ook bevondt hy, dat het
met dergelyke Stoffen, uit Vrankryk, zo wel
gelukte, als met de genen, die uit China overgezonden
waren (o).
De