t
A ed ee l . ' xn.
H oofdstu
k .
jfarens,
gantfch niet uitheemfeh (x). Hy Verbeeldde,
z ig , dat duizenden hoopen van dergelyke.
Planten, uit vreemde Gewesten, door de Wa»
teren der Zee in Europa overgebragt waren,
en dat alleen die genen , welken by toeval
eene Bitumineuze Stoffe hadden aangetroffen,
daar door in indrukzel o f afdmkzel waren bewaard
gebleeven , de anderen vergaan. Zo
zou dan die Bitumineuze Srcffe , welke zo.
overvloedig is op de plaatfen daar veel Steenkolen
- Groeven zyn , gt lyk in ’ t Lyonnois,
tevers door de Zee moeten overgevoerd zyn
geweest; en, wat middel heeft gediend om die.
Kruiden en B ’aden zodanig te ontwikkelen,
dat zy op de Leyüetnen kenbaar afgedrukt:
zyn ? De rceeften van de gezegde Varens en
dergelyke Kruiden achtte hy te gelyken naar
de genen , welke in de Oost- en Westindiën
waargenomen zyn.
De geleerde Walch merkt aan, dat men
op de Kruiden-Leijen veel voor Jnlatfdfch
houdt, ’t welk misfehien een Uitheemfche
Soort of Verfcheidenheid is van de opgegevene
Plant. Ik geloof dat men, in tegendeel, te.
veel in de eerfte opflag voor Uitheemfch houdt,
welk tot Inlandfche Planten zou kunnen betrokken
worden. Daar is al een groote kennis
der,
(x ) d’Asgenv. Orylblogie. Pi. 2 1 , Fig* $ , 6. WALCH
sonde ook reden om aan bet getielde van Jt;ssjEU te twy-
l^len: z e Vtrji. Z*abn. III. D. bladzj 75.
der Kruidkunde noodig , om deeze Indrukzels j,
van Planten altemaal te ontcyferen. Welk eepApDML*.
gemakkelyke uitvlugt is het, voor iemand,dieHoo D„
dezelven ter loops befchouwt, een hem onbe-sTu*.
kende Plant fibgïs voor een Uitlandfcbe uit te
maaken? En , wanneer deeze Kruiden-Leijen,
gelyk veelen denken, ook van den Zondvloed
afgeleid moeten worden ; zo kunnen gemak“
kelyk de Origïnceien van fommige Sóórten
daar mede verlooren gegaan en gebleeven zyn.
Voornaarne Stukken van dien aart, afkomftig^
van Manebach in het Thnringer Woud , zyn
door den Heer W a l c h , uit het Kabinet van
den Ryks-Hofraad S c h m i d e l , in Plaat gegeven
(;y ). Het eerfte en voornaamfte is een
graauwe Leyfteen , van omtrent anderhalvèn
Voet lang en half zo breed, byna geheel be-
legd met twee Bladen, welken zyn Ed tot het
gewoone Mannetjes - Varen , dat niet Takkig
js (z ) , betrekt. Ik heb uit de Steenkolen-
Groeve Paulton , in ’t Engelfch Landfchap So-
merfetshffe, een fchoonen blaauwachtigen Leyft
e e n , wel anderhalf of twee Duimen dik, vierkantig,
overhoeks negen Duimen lang en agt
Duimen breed; op wier s eene zyde die zelfde
Soort van Varen le g t , zynde in de myne ook
voorzien met getande Vinnetjes. Die op de
vol-
(y) Verft Zaabn. I1T. DEEL. Pltm £ r , v ,
(2) Fiiix Mas non Ramofa, C, B. Pm, folypodiaia Filix
BUS. LïNNffll.
D $.