A fdeel.
XVII.
H oofdstu
k .
nig een Voorwerp te onderfcbeiden van een
verfteende Noot of Vrugt; voor welken de
Arendfteenen wel zyn aangezien (x ). In dit
geval is het Geluid zodanig, dat het bynanaar
eene fchommeling van Water zweemt, en mis»
fehien wel daar voor gehouden zy. Immers ik
heb er één, van grootte als een kleine Vuist
wiens rammeling zig zo dof laat hooren’,
en dus zou dezelve aan de bepaaling van den
Heer W a l l e r j u s voldoen (yj . Men zou,
nogthans , de zodanigen openen moeten , om
*er van verzekerd te zyn. Hoe vreemd het
ook fchyne , dat in zulke Okerachuge Stee»
uen, gelyk dezelven meest zyn, zig Water
zou bevinden ; komen nogthans daar van
voorbeelden voor (z).
De figuur der Arendfieeneo is meest Eyrond
of rondachtig; Zo wel wat de Oppervlakte als
de inwendige holte aangaat: ook dlkwils plat
en driehoekig, gelyk ik ’er eenen van Aarnhem
heb, die braaf rammelt, en anderen, welke
veel naar Nooten geiyken. Men vindtze ook
dikwils in ’t Gooyland, omftreeks Naarden, in
het
(x) Vergelyk , bladz. 76 , hier voor.
Cy) Mites Aqua inchld. Enbydros. Hic Foraminuüs ca.
pGC ói'ö OSPUanS Vet° AqLia undulatione Petcip' porest. Uts.
ri*> Zi BKüCKM‘ Thef' S*h - Zrunsv. p . I3o. ££
mi. Maaifch, Hml. 176S. VIU. Ce e l , bladz. 4t.
fiaat
het Oehr, dat onder de K ley - Gronden gemengd 1;
i s , die mede geheel Yzerachtig zyn. Zoda- Afdeel^'
nig eenen van aanmerkelyke grootte, naame-
lyk v y f Duimen over ’t kruis, doorgebroken , stuk.
heeft de onvermoeide Heer Dr. B e r k h e y
afgetekend en in Plaat gebragt. Zyn Ed. merkt
ten dien opzigte aan, „ dat dezelve een Yzer-
„ laag , met Zandige Oker-Korften omzet,
„ vertoonde, in welks midden geele ronde
„ verhevenheden waren, gelyk aan ’t Yzer dat
„ men Glaskop noemt (*).’*
Myn Arendfteen, in Fig. 3 , op Pl . X X af- ‘Harnw
gebeeld , mooglyk van dien zelfden oord af-steen.et”
komllig, bevat weezentlyk zulke uitpuilingen xx*
van een glanzige bruin zwarte kleur, en dus
als Bloedfteen zig vertoonende: tqrwyl de ge-
heele Schaal volkomen Yzerachtig is , dof bruin
met een dun Okerig beflag, dat hoog geel ziet,
en eene Zandige Korst daar om heen. Indien
dezelve een Kern van Aarde, die los was, be»
vat heeft, gelyk het byfchrift luidt, zo moet
men hem tot de Hermaphrodieten , gelyk dusdanige
Adelaarfteenen genoemd worden , met
het grootfie recht betrekken.
Men vindt ook zulke Steenen, die ledig zyn,
en
I. Lett. K , L. Volgens welker verklaaring, bladz. i S , echter,
die Steen uit verfcheide Yzeriaagen beftondr, met een Okerachtige
bruine Kotst omzet, en van die knobbelige ronde
uitpuilingen, in ’t midden, vind ik aldaar geen het minfte
blyk.