ï.
Afdeel.
XXIII.
Hoofdstuk*
Vuurte•
flcndi&t.
en weinig taaiheid aanneemt door het byge-
mengde Water. Zy bruifcbi met Zuuren op,
en wordt 'er ten deele in opgelost; *t welk in
de eerile opflag doet denken om een Kalkachti-
ge natuur. Gemeenlyk heeft z y , raauw zynde,
eene fchetner - witte Kleur, welke z y , gebrand
zynde, behoudt. Men vindtze in Saxen ook
Vleefchkleurig , en by Felfobanya, in Neder.
Hongarie , geelachtig rood. Bleek geelachtig
komt zy in Engeland, doch zeer fpaarzaam,
voor (t). Doorgaans heeft zy eenigen famen»
hang, maar fomtyds, gelyk in Sweeden , in
de Chriftina - Groeve by Schemnits, en in £
Saltzburgfe, is zy als Stof of Meel en ligt ver-
gruisbaar, gelyk by Aue in ’t Ertsgebergte van
Saxen. Voor denBrandfpiegelgehouden,fpringt
zy in kleine flukjes weg, en, door een gemee-
nen trap van Vuur zeer verhardende, wordt zy,
door een uitermaate tterken Gloed, niet zo zeer
gefmolten, als w e l, haare geftalte behoudende,
week gemaakt , dat zy , verkoeld, een hard
Lighaam is , als Glas doorzigtig , klinkende
als Metaal en aan ’t Staalflag vonkende. ^ Dan
js z y , op de breuk, dof, fynkorrelig, digt eo
glad, byna als T a f , en verdraagt de fchielyk*
fte verandering van Hitte en Koude , zonder
nadeel; fmeltende ook niet in het heetfie Oven-
Vuur; met eene volkomen Schemerwitte, zui*
vere, gladde en glanzige Oppervlakte.
Dus
(t) Da Costa Foijiis. p. 4 J»
Dus ontftaat het Porfelein , ’t welke,
en echt zynde, alle deeze eigenfchappen heb* XXm#
ben moet. Hier toe wordt ook inzonderheid Hoofd*
deeze Kley gebezigd, welke men ten dien ein- De ^
de verkiest , mager en zo zuiver zynde , data sng vaa
het Koningswater zelf ’er geene Kleur ui c Fodelein*
haalt en dat zy fchemerwit wordt in het Vuur.
Evenwel is zy het niet alleen , die tot bereiding
van het Porfelein gebruikt wordt. Na dat
zy zorgvuldig gewasfchen en doorgezeegen
is , mengt men daar onder zuiver fyn Zand,
of fyn gemalen Keizelfteenen of Kwarts , en
zelfs gebrande Gips , of Gips-Spaath, Gips*
Kryftallen , Alabaster, o f dergelyke Stoffe ,
welke te famen de Frit genoemd wordt. Het
Poeijer van die beiderley, Zand* en Gipsaar-
tige Stoffen , wordt, eer men het onder de
gezuiverde Kley mengt, door een Zyden Zeef
geflagen. Men doet ’er fomtyds ook wel een
dergelyk gezeefd Poeijer van Porfelein • Scherven
onder. De geheele Klomp, met Regenwater
tot een Deeg gemaakt, wordt, zo dra
zy eenen onaaegenaamen Reuk, eene graauwe
Kleuren eene bekwaame zelfftandigheidheeft,
o f , wanneer zy flegts tot gewoon Vaatwerk
gefchikt is , op de Schyf gedraaid, of fluks-
wyze in vormen gedrukt, te famen gevoegd ,
met Houten of Yvooren Werktuigen geboet-
zeerd. De vervaardigde Stukken worden in
daar toe gefchikte Kommen of Kasfen, ’t zy
van Porfelein o f Trip el, Gips o f Pypen • Aarde,