I. Goudgeel van Kleur en ongemeen Kmiderig
a ™ EjL‘ van Reuk, elders zeer o m Handig befchreeven (j ) ;
H oofd.' wordt hier te Lande, om zynen hoogen Prys,
stok. zorgvuldig opgepast. Het Va t , waar dezelve
in i s , niet volkomen vol bly vende, vult men,
door zuivere Keyüeentjes , die de kragt van
den Wyn niet benadeelen kunnen , daar in te
fmyten. Wanneer, nu, zulk een Vat, na verloop
van tyd, geledigd wordt, dan bevindt men
die Steentjes zodanig begroeid , als in Fig. i ,
op P l a a t X X , vertoond is ; zynde die Af«
beelding gemaakt naar zulk een Samengroeizel,
my voor eenige Jaaren door een Wynkooper
vertoond en prefent gedaan. De zelfftandig-
heid is Tuffteenachtig , eenigermaate by Laa-
gen en vuilwit. In ’t midden ziet men het Key-
fteentje, om het welke dezelve was gegroeid,
zo men my verzekerde.
Hief uit blyktdat de Wynmoer ook tot Steenachtige
famengroeijing bekwaam zy en dat dus
dezelve hier t’huis behoore (J).
X V II. HOOFD-
(s) Append. AB. P&ys. fifcd. Vol. Vil.
(t) De Heer Wallebius geeft aan deeze Produ&en, onder
de Flantfteenen , geen plaats; noch ook, zo veel ik zie,
onder de Zouten , Aaiden of Kalken , waar van nogthans
veelen, die veel minder famenhan? hebben, voorkomen. En
waar zou dan deeze StofFe, die zeker Natumlyk is , eigent-
lyk moeten geplaatst worden ? Onze Ridder, niettemin,
heelt
XVir. HOOFDSTUK.
I.
AFrEEL
XVII.
Hoofd-
STUK.
Befchryving der K e r n s t e e n e n , dat i s ,
die in zig eene Kern , van eene andere natuur,
doch niettemin Steenachtig, befuiten; tot welken
, behalve de Adelaar* of Klapperfleenen ,
ook de Meloenen van den Berg Karmel, zöge,
naamd, en andere Kryftal - Kogels, zelfs die
een Vogt of Water bevatten, betrokken zyn.
Den bekenden naam JEtites geeft de Heer
L iNNi Eus aan dit Geflagt , waar in
hy niet alleen de Adelaar• of Klapperjieenen,
welke een losfe rammelende Kern hebben; maar
ook die Steenen, welke als eene Kern van Kry-
ftallen o f Kryftalletjes bevatten, fomtyds Meloenen
van den Karmel geheten , als ook de
Kryjlal - Kogels en dergelyken, begrype. Deeze
laatflen zouden , wegens de aangegroeide
Kern, onechte of basterd-Adelaardennen zyn.
Ik befchryfze liever, altemaal,onder den naam
van Kernfteenen ; welke op de een zo wel als
op de anderen past.
De
heeft daar omtrent een grappigen inval gehad. Tartarus
(zegt Zyn Ed.) cum r ix eccurr&t nijl pr£paratus , pafet
txulare.
N 3