ï.
AtoeE .
XIII
HoOï D
STUK»
zf'Inoótco en Eikels gevötiien , en Py n hoorn a
. Appelen of Kegels, by geheeie Schepden ,zegt
de Tèxt (v ). Men 'inde daar niét, dat dezel*
ven verfteend waren; ook die?, dat zy lagen iri
de Steenkolen - Groeven, nóch dat zy aan Takjes
isfcote-
Moskaaten*
zaten. L r i . fprefekt van Hazeinooten ,
die by het manken Van eeüe Veengroeve, in
st Landfehap Chesfer , gevonden werden, en
sig als onrype N.öoten vertoonden, zo dat z y ,
by ’ t breeken, zelfs geen Pit 'en hadden Die
wordt daar van afgeleid , dat de Zondv'oed
tegen ’ c end van Mey zoude gekomen zyn ,
Wanneer de Nooten nog niet ryp waren (n>).
Ondertusfqhen blykt uit dat Verhaal zeer dui-
delyk, dat die Nooten , zo wel als anderen ,
welken men in dergelyke Veenkuilen vondt *
geenszins verfteend waren. Zy hadden aldaar
ook geen bekwaamé Legplaats ten dien einde j
Wylen Dr. S c h los s e r heeft in eeh Bak dtr
Badwateren te Bath in Engeland een zodanig
Nootje gevonden, dat verfteend fchynt te zyh,
zwartachtig vsn Kleur , hier in Fig. 5. afge»
beeld , en de Doppen daar by ohverfteend.
Dit komt byna op ’c zelfde uit, als dë gezegde
Walrooren, in Vrankryk gevonden.
Verfteende Moskaat-Nootën hebben ongelyk
meer gerugts gemaakt. By S c h ë u c h z e r .
vindt
(v) Phil. TranfoB. e^ridg* by JoNES. Vol. IV. p, 212.
(w Fosfils of Èngland- T. I. p, 9*. Zie ook van een
menigte derzelven, op andere plaatfen geyonden, die om*
ttent eveneens gefield waien , p. SU
vindt men ’er een afgebeeld (*) , die echter ju
niet zo zeer in aanmerking komt als anderen, Af.debè,S
van K u n oma n voorgefteld. Dit zyn ron-
'de Lighaamen, zegt W a l c h , ongevaar van stuk.
grootte als een Walnoot; van onderen gemeen»
lyk Kuilswyze ingedrukt en rondom bezet met
kromme Voortjes , die naar het boven-end
famenloopen. Gewoonlyk zyn zy van zeef
hard Gefteente, geevende aan het Staalflag
vuur: fommigen zwart van Kleur , anderen
donker o f helder bruin en eenigen witachtig,
gelyk Rivier-Keytjes. De Voortjes , die ih
eenigen wyderzyn, vindt men fomtyds ledig,
fomtyds gevuld met eene Steenige Sioffe; doch
deeze laatften zeldzaamer. Van binnen toonen
z y j als menze doorzaagt, donkere Streepen
en Vlakken, gelyk die der Moskaat - Nooten.
Men houdt ze ’er ook gemeenlyk voor; doch
gezegde Hoogleeraar , de zodanigen met Na-
tuurlyken vergelykende , heeft , zo in de ft.
guur, als in de gedaante, een verfchil opge-
merkt, te groot, omze in ’t algemeen daar
voor aan te neemen. Hy meent evenwel dat
zy tot de Verfteende Zaaken behoorén, ea
Wel tot die van het Planten-Ryk; niet dat’ men
’e r , met fommigen , Natuurfpeelingen van zóu
mogen maaken , o f Alcyoniën, gelyk die van
Set iEUGHZER, voorgemeld. „ Het is , zegt
jï hy i
(x) llerb. Jbilav, Tab. XIII. Fig. a, p, lof.
F