j Een f f aai je Marmering hebben fömmigern £
AfdbElï gelyk dit blykbaar is in het voorgemelde Haag-
XI beuken, doch ook wel inzonderheid in het Bo-
heemre Roozen -Hout, zogenaamd, ’twelk mee
Ge'rnat-Appelbloeizel , geel w it, bruin, zwart, zeer
merde of üeflyk langs zyne Draaden fpeelt en ongemeen
s v am e' fchoon wordt door ’t polyften. Want byna
alle Houten, waar van ik bier gefproken heb,
de üegrayene, Bitumineuze, Kieshoudendeen
Verkalkte uitgezonderd , zyn van eene Achaat-
of Jaspisachtige natuur, Keizelig verfteend en
r peere- vertoonen zig als Achaat of jaspis. Het Pee*
fioom. j-eboomen - Hout zelfs Hout« , waar van ik fchoo»ne
t l . xui Stukken uit Saxen,uit Frankenland en Poolen
>s' s' bezit, heeft op de gepolystezyde fchoone bruine
Vlammen , in eene roodachtig bleeke Grond*
Een Plaatje van Wirtenberg heb ik om de
aartigheid in Fig. s » °P Inlaat X I I I , doen
vertoonen ; dewyl de zogenaamde Nerf van ’£
• Peereboomen-Hout hier zo blykbaar is , dat de
allerongeloovigfte van de Verfteetiing der Houten
overtuigd moet zyn; wanneer hy zodanig
een Stuk bygebragt ziet en gelooft, dat men
»er vyftig zodanigen heefc, in hun opzigt niet
minder duidelyk.
Appel- He Heer W alch heeft aangemerkt, dat
feoomen- men behalve de van hem opgetelden, hier
Hout. ' r a
trig. 6. vóór
(ru) Dit fteurit op geene loSfe Bferigteh; want alle ray-
ne Stukken heb ik door een groot Kenner der Natuürljrklt
Houten doen onderzoeken , eet ik dezelven met Naamen
Voor genoemd, geene Soorten van Ver [leende* X.'
Houten by de Autheuren waargenomen vindt. Afd e e l ,
Zonderling is * t , dat daar onder het Appel- .Joofd«
lmmen-Heut niet géhoemd Worde; waar van stu k ,
ik zulke lchoone Stukken heb (m)* Onder
anderen één van Bamberg* zesthalf Duim lang,
drie Duim breed en twee Duim dik, met Kry-
ftal doovgróeid, en op de gepolyste zyden aar-
tig met rood, Appelbloéizel, geel, bruin,zwart
én wit gemarmerd. Andere Stukken heb i k ,
als gezegd is , van dit Hout die bruinrood
zyn, uit Saxen en Boheme* Het Plaatje, in
Fig. 6. afgebeeld, uit Saxen * is , op eene Zo
fraaije manier, in ’t bruine gevlamd met geels'
dat ik het waardig keürde ; 6m hief, tot verder
bewys van de kenbaarheid der Veritéendé
Houten, den Liefhebberen voorgefteld te worden
, als insgelyks blykbaar de kenmerken hébbende
van ’t Appelboomen - Hout.
Zo welj nu5 als men Verfteendé Boöhieneh verfieendc
Boomftammen ; en Hout daar van tafkötnftifr S & e f t
vindt, zowel komen Ook Stukken van de Schors, vrol'telen*
.Takken en Wortelen, onder de Deifftcffeh
voor. Deeze echter zyn zeldzaamer, om dat
de Schors het afmortelen meer onderhevig is,
dan het Hout, en dat.de Takken en Wortels
tederer zyn* Ook zyn z y , onder de Verftee*
ninsekende,
en bezit ze’.f ook byna tweehonderd Soorren van
Namurlykcn, die ik daat mede kan vergëlyken»
c