Afdeei *an£te» die *c Zand geheid worden} *t welk
XXII.' dus tot een vasten Grondflag ftrekt voor de
Hoofd- onbevatcelyke zwaarte van een zo groote Stad
STUK* ( x) ♦ Zonderling, zeg ik , is dit, daaroudtyds
D*bl ‘hóe bouwen op een Zandgrond tot een zinne*
beeld diende van een reukeloos beftaan, in de
Heilige Bladeren (y ). Aan den anderen kant,
wederom, werdt het Zand gebruikt tot beörooi-
jing der Worftelperken, by de Romeinen, otn
te vaster te kunnen Haan : des die ’er zelfs
den naam van voerden ( z ) . En hedendaags
weeten w y , hoe moeielyk het gaan is en hoe
los men ftaat in ’t Zand, dat op Vloeren geworpen
de Voeten ligt doet uitglyden; ’ t welk
voor de Kampvegters en Worftelaars zeer na-
deelig zou zyn geweest. * Wy zullen dit wac
na»
fx ) Dit fchytit onbeftaanbaar met die groote -weekheid der
Gronden, om laag, waar van gezegde Heer (Nat. Hiß. van
Holl. ir. D.I. ST bladz. z j9,> fpreekt, zeggende , dat men
hier te Lande, van diepte tot diepte, al vteeker Gronden aan-
treft. Ook ftrydt zulks volftrekt tegen zyn eigene afbeelding
van de beddingen te Amfteriam (Pl. I .) , daar men
de bovenfte vyftig Voeten veel weeker Grond gevonden
beeft, dan vyftig Voeten laaget, en honderd VoetenJaaget
enz. Ook is het zonderling, dat zyn Ed. het gevoelen van
HENCKEI. zo gegrond acht, die een weeke Aarde tot een
grondflag fielt, uit welke vervolgens, door famengroei-
jjng, de Steenachtige Bergen en Beddingen zouden geboren
zyn. ’t Is te verwonderen , dat zyn Ed. hier van een bezem
des Aardkloots fpreekt, even als of men , met onze
gtiavingen, tot eenige diepte in den Aardkloot ingedrongen
ware. Een Houten Globe , van twee Voeten middellyns*
nader overweegen, om te zien o f ’er reden te
geeven is van die tegenftrydigheden. XXII.
6 T e Zandgronden , inderdaad , zyn hier te H oofd-
Lande zo los niet, o f zy kunnen geDoegzaame 'T05U
Hevigheid geeven tot Grondvesting zelfs van Dumsa 4
zwaare Gebouwen. Men moet derhalve de
Gelykenis van den Zaligmaaker begrypen, als
gezegd van een agteloos Menfch , die zyn, -
Huis rr aar los weg hadt nedergezet op of tot
weinig diepte in het Zand, en letten dan op
den geweldigen aanval van Slagregens, Wa-
tertlroomen en Winden,die door wegfpoeling;
van den Grond hetzelve fchielyk konden oni
dermynen en geheel doen inftorten. Die Zandgrond,
waar in deeze Stad op geheid wordt,
hadt,
lyns, met Schryfpapier beplakt zyntle, h men nog zo diej»
naauwlyks gekomen als de dikte van dat Papier. In Bergachtig*
Landen heeft men tienmaal zo diep gegraven (zie mya U.
Stuk , bladz. 6s )» niet altoos uit de toppen van Bergen
die meet dan een vierde van een Myl boven het waterpas'
det Zee verheven zyn: zo dat die kleine diepte van onze
Amfietdamfe graaving, in deezen, weinig uitdoet, en nieta
béwyst | ten opzigt van de weekheid v,an den Grond on»
hag Een diepte van twintig Ellen, op welke men, volgens
Boot , in Vlaanderen Bosfchen gevondeH heeft, (zie bladz.
- hier voor,) komt byija overeen met die van het Zand*
daar in Amftevdam op geheid wordt, en d.e Boomen hcb-5
ben waarfchynlyk niet geftaan in een weeke Grónd.
(y) MsttH V I. vs. 16 , 1 7 .
(z) ln Arenam descepdete. Ifals Prov, Arenarius, qui
in Areni len Amphithcatro pugnat, LIP», dt Ampbiih« Cap*
l II.