I. Maa r, wat is de reden van de ongemee-
^FDREu ne Zeldzaamheid der Vrugt - Verfteeningen ?
Daar men onder de DelfttofFen zo veele over--
stuk. blyfzels vindt van Dieren , immer zo week*»
pedeedeneD dunlchaalig als de Sappige en Peulvrugten
zeldzaam- • gelyk van Aicyotiiën en Zee Appelen*
vrugt-vé£. Daar de harde Vrugten , gelyk Nooten, Aondizo"’
mandelen, Karftergen, Pynappels en dergely*
©n e«°6‘*ken r wel 20 bekwaam m Verftetning voorkomen
als het Hout , \ welk zo menigvuldig
verfteend gevonden wordt, moet men die der
Vrugten met Lantaarnen zoeken. Zal het zyn,
om dat uit geen Plantaartig Lighaatn een Spaath-
achtige zelfstandigheid kan ontftaan; gelyk de
Heer W a i c h aanmerkt ? Dan z o u ’er een
andere Verfteening kunnen plaats hebben. Waarom
kon de holte van Granaatappels, by voorbeeld,
zo wel niet met een Hoorn Heen o f Key
gevuld voorkomen , als die der Echinieten ?
Waarom vindt men zo wel geene in Jaspis o f
Achaat veranderde Nootendoppen , Pynappels
cn dergelyken, als Houten van allerley Soort?
Mislchien zal de reden van dit laatfte daar in
te vinden zyn , dat het Hout , als ’c ware »,
een dood Lighaam is , welks Buisjes de Veer-
kragt des Levens misfen; zo dat ’er vreemde
Vogten ongeftoord kunnen indringen : terwyl
de Nooten en allerley Houtige Vrugten het Le*
vensbeginzel nog in zig hebben , dat het indringen
der vreemde Vogten voor een tyd, belet *
en, als dezelvcneinddyk daar in komen, fchïe- &
lyk een inwendige verteering of verrotting XIiI>
baart. Dit ziet men in die Nooten, Welken Hoorn
diep ’ onder den Grond , na Jaaren verloops , STUJU
gevonden worden , met de Doppen byna. raaf
en de Pitten geheel vergaan. Ondertusfchen
is dit alles zeer onzeker, als men aanmerkt»
hoe onverfchillig alle andere Dingen tot Verfteening
komen*
Het eenigfte dan, dat tot volkomen oplos*
fing in deezen dienen kan, is dat men alle
Verfteeningen , die van aanmerkelyk belang
zyn, a's boven gefteld is (v) , van den Zondvloed
afleide. Die, nu, in ’ t laatst van Me y ,
of op het einde van den Bloeityd, plaats gegree-
pen hebbende , gelyk men wil ; zö waren de
Vrugten nog niet volgroeid. Dit ban , ten
opzigt van de Woudboomen > zekerlyk, tot
t een waarfchynlvke verklaaring dienen; als oofe
ten opzigt van de Amandelen, Nooten en Kar-
ftengen. Van de Sappige Vrugten, gelyk het
Ooft of Besfen , zal men niet ligt Verftee-»
ningen verwagten* Zaad en Graanen , welke
geziaid kunnen geweest zyn of op den Grond
gevallen , en daar onder geraakt, hebben wy
gezien , dat weezentlyk verfteenen.
XIV. HOOFD-
(y) Zie *t voorg. r. Stuk , bladz. 190.