I.
A fdeel. xxui.
Hoofd*
STOK.
Mergel»
ham nam de Sweedfche Heer K a l m dit on-
derfcheid zeer duidelyk waar , toen hy uit de
Krytheuvels om Little Gaddesden by Iving-
hoe kwam, alwaar het vlakke Aardryk bedekt
was met een Leemig K r y t , ’t welk hard opdroogde
door de Zon, en fcheurde, doch het
Water zeer lang behieldt, wordende uit de
Bergen, in de nabuurfchap, gegraven ten dien»
fte dtr Landeryën , welken die Stoffe , wel
bearbeid en fyn gebroken zynde, zeer vrugt-
baar maakte (t). De evenredigheid , nu, van
Kalk of Kryt en Kley, in de Mergel, maakt
derzelver voornaamfte verfchil , en de byge-
jneDgde Mineraale- Stoffen veranderen de Kleur?
Door wryving tusfehen de Vingeren kan men
ligtelyk ontdekken, of zy grof dan fyn is , en
o f ’er ook Zanddeeltjes onder zyn gemengd.
Door ontbinding in Sterk. Water o f Salpeter-
Geest openbaart zig de Vettigheid o f Kley ,
die ongefmolten overblyft, of boven op dryft,
en men kan uit de hoeveelheid de eigenfehap*
pen der Mergel waarneemen. Indien de Mergel
in ’t Vuur zeer rood brandt o f dat ’ er uit
deszelfs Solutie in Zuuren, zelfs in flerke Wyn-
Azyn, door ’t bygieten van Bloedloog veelBer-
lyns Blaauw neerflaat ,dan is zy fierkYzerhou*
«Jende. Buiten de eigentlyke Mergel, die de
Kley en Kalk of Kryt in gelyke deeien en niets
anders bevat, hoedanige zeer zeldzaam i s »
beeft
beeft men drié voörnaame onderfcheidicgen , |J
ten opzigt van de hoedanigheden ; naamelyk Apï>sgl2
Kalk - Mergel , Kley-Mergel en Zand - Mer- Hoor J?*
g e l, in acht te neemen, als volgt. stuk.
De Kalk - Mergel, die men ook zeer ge- Kalk*
voeglyk Kryt-Mergel kan noemen, valt over- MerEel*
vloedig, gemeenlyk wit , fotntyds met zwartachtig
Dendrietifche Tekeningen, als ook graauw
in veifcheide deden van Duitfchland, in 4 , Hal
noverfe, in Pommeren en op de Eilanden aan
de Oostzee. Altoos bevat dezelve meer Kalko
f Kryt-Aarde dan K le y , dikwils twee derden
en fomtyds zo v e e l, dat zy niet alleen
als Kryt afkleurt eD even als hetzelve tot T e .
kenen, Witten en Polylten gebruikt kan worden,
maar ook gebrand een goede Kalk g e e ft,
die echter in lang zo duurzaam niet is als de
gewoone. Men bedient zig daar van, met veel
vrugt, tot het verbeteren van al te koude j
taaije Kley -Gronden. Dikwils is onder deeze
Mergel nog Zand vermengd, gelyk menze op
verfcheidè plaatfen in Duitfchland graaft. Zodanig
is ook de Witte Mergel, die in de Gyps-
Groeven te Montmartre, by Parys, de boven-
fte Laag uitmaakt, zynde, van tien, tot vyf-
tien en twintig Voeten dik en tot Vlakken-
Aarde gebruikt wordende. Ook zal die En*>
gelfche, waar van ik z > even, uit Kalms
berigt, gewag maakte , van dergeiyken aart
®yn.
Pp a De
\